
anger behoorende regentschap Soemedang tot aan zijne grenzen
tusschen Krawang en Tjeribon inschiet, lang niet zoo ver als de
Pamanoekan-landen, en slechts tot aan de laagste hellingen van
het centraal gebergte. Geschikte koffiegronden worden er niet
aangetroffen, en ook suikerriet wordt er niet door de landheeren
verbouwd; maar een stukje grond van 57 bouw is in 1870 door
hen afgestaan aan een Chineeschen huurder, die er op kleine schaal
en, als de opgaven omtrent de productie te vertrouwen zijn, met in
de laatste jaren steeds ongunsliger wordenden uitslag, de cultuur
van suiker en koffie drijft *). Ook de teelt van kokosnoten,
ofschoon de bodem daarvoor groote geschiktheid heeft, is op dit
land van weinig belang. De voorname waarde van deze bezit-
ting is gelegen in de rijstproductie, waarvan de landheeren een
tjoeke helfen ten bedrage van 10 percent, met vrijstelling van
hetgeen de velden meer dan 25 pikols per bouw opleveren a).
In sommige gedeelten van het uitgestrekte gebied zijn belangrijke
werken tot bevordering van den rijstbouw tot stad gebracht, vooral
om het water uit de kleine rivieren naar de sawah’s af te leiden.
Inzonderheid merkwaardig is uit dit oogpunt het afvoerkanaal
van de Tji Panas, een in Soemedang ontspringend riviertje,
dat, op de grens van Kandang Hawor gekomen, plotselingin zijn
loop noordwaarts door een heuvel gestuit werd, die het tot eene
oostwaartsche wending dwingt. Zijn water, dat van dit punt af
tot aan zijne vereeniging met de Tji Manoek de zuidgrens van
Kandang Hawor vormt, ging voor den landbouw van, dit gewest
geheel verloren. Doch aan de andere zijde van gemelden heuvel
had zieh een soort van kreek of kom gevormd, Tji Telaga ge-
heeten, die met een noord-noordoostwaarts vloeiend en de vrucht-
baarste deelen van Kandang Hawor doorsnijdend stroompje in verband
staat. Men besloot een kanaal door den heuvel te graven,
en zoo de Tji Panas met de Tji Telaga te vereenigen. Jaren
lang duurde de reuzenarbeid, entoen hij eindelijk voltooid was,
1) Kolon. Yerl. 1872, bl. 176, 1876, bl. 190, 1878, bl. 194, 195. Volgens
die verslagen is de snikeroogst van 700 pikols in 1871 tot 8 pikols in 1877,
de koffieoogst van 166 pikols in 1875 tot 4 pikols in 1878 gevallen.
2) Kol. Yersl. 1876, bl. 191.
bleek het dat de Tji Panas zieh volstrekt niet gezind betoonde
het oude bed te verlaten. Zulk een bergstroom door afdamming
te dwingen een kunstmatig bed te volgen, was een taak aan
welker uitvoerbaarheid menigeen wanhoopte. Toch werd ze door
de bevolking met al het taai geduld van den Javaan volvoerd,
en toen de dam voltooid was, smaakte zij de voldoening, dat het
water met kracht door de nieuwe bedding stroomde en zelf den
in zijn weg gestelden binderpaal versterkte door het medege-
voerde zand tegen den dam te werpen ‘). De rijst van Kandang
Hawor is niet slechts van voortreffelijke hoedanigheid, maar de
productie is ook zeer aanzienlijk en stijgt in günstige jaren tot
800,000, enkele malen zelfs tot meer dan 500,000 pikols s).
Toch is slechts een betrekkelijk klein gedeelte van het uitgestrekte
land in cultuur gebracht, waarvan wij ons ten deele reeds over-
tuigen kunnen door hetgeen zieh aan onze blikken aanbiedt,
wanneer wij den grooten weg volgen, die, niet ver van het strand,
achtereenvolgens de districten Leweng Malang, Kandang Hawor
en Losarang doorsnijdt.
Door bosschen aan onze linkerhand van het strand gescheiden,
en aan de rechter, behalve bij de kampongs Mangsetan en AV a -
lini, waar eenige sawah’s worden aangetroffen, slechts den blikop
onafzienbare moerassen biedend, loopt de weg door Leweng Malang.
Een binnenweg van drie palen lengte verbindt hem met de
zuidwaarts gelegen desa Andjatan, den zetel van den Demang,
die een prächtig huis aan de zuidzijde van de groote en Vierkante
aloen-aloen bewoont. Hier verlustigt zieh het oog in een
aanzienlijke uitgestrektheid bebouwden grond, doch welke rich-
ting men ook verder möge volgen, overal ontmoet men niets dan
schier ondoordringbare wildernis. Den weg van Andjatan naar
‘) Glaser, t. a. p. 5—7.
"■) De productie bedroeg volgens de Kol. Yersl. 1872, bl. 176, en 1876
bl. 190:
in 1870 303,075 pikols
„ 1871 582,696 „
„ 1872 316,288 „
„ 1873 221,800 „
Van de laatste jaren zijn 6f geene öf klaarblijkelijk hoogst onvolledige opgaven
verstrekt.