
bij hunne jaarlijksche hofbezoeken, verplicht waren naar de
hoofdstad mede te nemen, om ze bij de daar gevierde feesten
te gebruiken. Wilden wij nu van Tji Amies naar Pendjaloe
terugkeeren, längs den weg die tusschen de Tji Tandoewi en
de zuid- en westzijde van den Sawal is aangelegd, dan zouden
wij te Lengo, 9 paal west-noordwest van Tji Amies en een paal
rechts van den weg, weder een heilige piek kunnen bezoeken,
waarop weder twee beeldjes van Padjadjaran-type en eenige andere
steenen gevonden worden, of nog eenige palen verder längs een
der jukken van den Sawal kunnen opstijgen naar de oude bid-
plaats van Indit-Inditan, waarbij ook nog het een paal hooger,
te Sedaloe Marap, gelegen graf behoort, waar de vrome klui-
zenaar begraven heet, wien Indit-Inditan tot boeteplaats ver-
strekte '). Wij volgen echter liever dien weg in tegenoverge-
stelde richting, om ook Ran tja, het vierde en laatste district
van Galoe te leeren kennen. Längs een weg die in het algemeen
de richting van de Tji Tandoewi op geringen afstand volgt, be-
reiken wij bet 16 palen van Tji Amies verwijderde Siloeman,
het hoofddorp van Rantja en het zuidelijkste punt der geheele'
residentie Tjeribon, omkronkeld door een zuidwaarts gekeerde
bocht van de Tji Tandoewi en slecbts drie palen van het dorp
Madoera, even over de grens van Banjoemas, verwijderd. Een
weinig ten noorden van Siloeman strekt zieh längs de Tji Djolang
een uitgestrekt moeras u it, de Rawa Anam geheeten.
Yan Siloeman voert over bergen en door dalen en voor een
groot deel längs koffietuinen een slingerende, meer dan 20
palen lange en slecbts te paard berijdbare weg noordwaarts naar
de voormalige districtshoofdplaats Rantja. Deze desa ligt op een
uitgestrekt plateau, Lowong gede genaamd, dat 30 jaren geleden
nog met eene prächtige boschvegetatie prijkte, maar thans
hersebapen is in een zee van sawahvelden, waaruit slechts
hier en daar kleine heuvels als eilandjes omhoog rijzen. Op
6en dier heuvels, op een kwart paal afstands ten westen der
desa gelegen en Pasir SanghjangDoas geheeten, heeft men, toen
’) Brumund, t. a. p. 105 vv.
het bosch werd opgeruimd, bij het veilen van een boom onder-
scheiden voorwerpen opgedolven, die tot de merkwaardigste oud-
heden van Tjeribon behooren en die men op de plaats zelve
waar zij gevonden zijn, heeft laten liggen, maar met een pagar
van andjoewang omplant. E r is dus een nieuwe heilige piek ge-
vormd, waar voorwerpen vreedzaam bijeen liggen, die oudtijds
aan de meest verschillende vormen van Hindoeschen eerdienst
behoorden: een nieuw bewijs trouwens hoe broederlijk die ne-
vens elkander op Java bestaan hebben. Men vindt er een
zuiver bewerkte lingga-zuil van fijnkorrelige trachiet, 32 centimeters
hoog, en vier beeldjes van rood koper gegoten, van 15
tot 18 centimeters hoog, verschillend zoowel in ouderdom als
in kunstwaarde, waarvan een Boeddha, een tweede Brahma,
de beide andere Doerga of Parwati, de echtgenoot van Siwa,
schijnen voor te stellen. Yan de beide laatste is het eene eigen-
lijk meer een ornament, waarvan het beeid der godin slecbts
het hoofdbestanddeel uitmaakt ').
De desa Rantja ligt 4 ä 5 palen ten zuiden en westen van het
dal der Tji Djolang, die de noord- en oostgrens van Galoe uitmaakt
en waarnaar het Rantja-plateau over het algemeen met
zeer steile hellingen afdaalt. De Tji Djolang ontspringt op den Goe-
nong Tji Djolang op de noordgrens van het district Kwali en
vormt, schier van hären oorsprong af, met in het algemeen zuid-
oostwaartschen loop, de grens tusschen de afdeelingen Galoe en
Koeningan. Bij het dorp Tjoeroeg, ten noorden van het Rantja-
plateau, neemt zij echter een meer zuidwaartsche richting aan
en behoudt die, schoon met zeer sterke kronkelingen, tot zij,
na nog omstreeks drie palen te hebben afgelegd, eene doorbraak
vormt door het Kendang-gebergte, waar haar water zieh als
door eene nauwe poort van torenhoog op elkander neergestorte
puinbrokken van zandsteenlagen met donderend geweld al schui-
mend een doortocht baant. Hoogst merkwaardig uit geologisch
oogpunt is de ligging der ontbloote lagen, die zieh längs de rivier
vertoonen, wanneer men het droge gedeelte van haar rotsbed,
') Wilsen in T. v. I. T. Ld. en Vk. VI. 62.