
mann den weg naar den top nog ongeveer een paal ver te paard
voortzetten; de verdere afstand, dien hij op ongeveer 10 palen st eit,
moest te voet längs hoogst bezwaarljjke paden worden afgelegd.
Junghuhn, die in 1838 längs de noordelijke helling van den Lawoe
over Tarik en Balong opklom, ontdekte op zijn tocht vandaar naar
den top hij toeval de ruinen van T je tä , gelegen te midden der
tjemärä- of casuarinenwouden, die de hoogere hellingen van dezen
herg kenmerken '). In de nabijheid van deze piek zag hij een
verhazend aantal boomstammen tegen den grond liggen, die eerst
sedert körten tijd ontworteld waren, een verschijnsel dat hij
meende te moeten verklären uit de wijze waarop hier het geboomte
zieh loodrecht op de steilste hellingen verheft, zoodat wellicht
de toenemende zwaarte der parasietplanten die zij dragen, of
het strakker worden der lianen die ze omslingeren en boom aan
boom vastschakelen, ten laatste alleen genoegzaam is om ze met
wortel en al uit den grond te rukken.
E r liggen, wanneer men den berg dus aan de noord-noord-
westzijde beklimt, drie toppen achter elkander, die telkens den
volgenden voor het oog bedekken, en waarvan eerst de laatste de
hoogste is. Tweemaal dus vindt de niet gewaarschuwde reiziger
zieh bedrogen in de verwachting, dat hij het eindpunt van zijn
tocht reeds bereikt heeft. Op den eersten top, die een rondach-
tigen vorm heeft van 30 meters doorsnede, vindt men in het
midden een Vierkante uitholling, waarvan de rand vroeger door
een kunslmatigen muur moet zijn gevormd geweest. Zelfs in den
omtrek van dezen top komen nog verstrooid staande tjemärä-boomp-
jes voor. Heeft men dit punt bereikt, dan ziet men in hetzuid-
zuidoosten den tweeden reeds wat hoogeren top, waarvan men
gescheiden is door een diep tusschendal, welks met gras bekleede
bodem eerst overgaat in een met dicht woud bedekte kloof, die zieh
vervolgens vernauwt tot een spieet, waardoor het water afstroomt
der beek die längs Tarik naar de vlakte daalt, om als zoovele
andere de Sälä-rivier te voeden.
Aan den tweeden top ziet men steile hellingen met afgebroken
rotswanden, die op vele punten bijna loodrecht en volstrekt onbeklimbaar
zijn. Hij is nog smaller dan de vorige to p , maar heeft
een langer gerekten vorm in de richting van noord naar zuid.
De plantengroei bestaat hoofdzakelijk uit vaccinium-struiken, in
wier schaduw eene in de aarde groeiende Orchidee met rozen-
roode bloemen ') den bodem siert. Ook hier zijn sporen van
mensohelijken arbeid te zien; de kleine oppervlakte van dezen top
is tot vierkante ruimten vervormd, waarvan de randen uit opeen-
gehoopte riviersteenen zijn samengesteld.
Op ‘dit punt rondziende, bemerkt men spoedig dat nog de
hoogste top niet bereikt is. Aan de andere zijde eener wijde,
diepe, zachthellende, boogswijze omloopende tusschenruimte, ver-
toont zieh, -weder aan de zuid-zuidoostzijde en dus in rechte lijn
met de beide vorige, een derde top , de hoogste van allen, op welks
spits Junghuhn met verbazing een huisje opmerkte. Deze top ver-
lengt zieh naar het westen in een minder hoogen bergrug en
heeft een meer kaal en winterachtig voorkomen; de casuarina's
komen hier niet meer voor. De tusschenruimte tusschen den
tweeden en derden top bestaat ten deele uit een plateau, door-
sneden door eene diepe kloof met onbeklimbare wanden. Slechts
door den weg te nemen door het noordelijk en oostelijk deel van
dit tusschendal, kan men er in slagen den hoogsten, uit steen-
brokken en rapilli bestaanden top te bestijgen. Zoowel aan de
noordelijke als aan de oostelijke helling treft men weder eenige
door kunst gevormde terrassen aan, door ruw op elkander ge-
stapelde steenbrokken omringd; zij staan klaarblijkelijk in verband
met het vermelde huisje op de spits en doen ons deze piek als
een bid- en offerplaats kennen. Junghuhn beschrijft deze spits
als een kunstmatig geeffende vlakte van 15 voet in doorsnede,
omgeven door een drie voet hoogen muur van ruw opeengesta-
pelde steenen. Het planken huisje, ofschoon het grootste deel dier
ruimte beslaande, was slechts even groot genoeg om hem te vergunnen
er uitgestrekt in te liggen. Hij vond hier uitgebrande kolen en sporen
van welriekende bloemen die als offer gediend hadden. Later ontdekte
hij een ander huisje , meer dan 300 meters lageraan de oostelijke helling,
beneden de reeds gemelde terrassen. Alles kenmerktedeze plaats
’) Thelymitra angustifolia R. Br.