
overtreft alles van dien aard wat op Java wordt aangetroffen.
Met een dertigtal zeer breede trappen stjjgt men op nttar de
hoogte waarop het mausoleum gelegen i s , . een groot vierkant
gebouw, uit eene fijne kalksteensoort opgetrokken, uit welks
midden zieh een kolossale en hooge koepel in Moorschen trant
verheft. Juist onder de koepelspits lig t, midden in het gebouw
de zerk van batoe bintang') die het stof van den Panembahan
dekt. In hetzelfde gebouw rüsten ook de overbljjfselen van eene
doehter en van eene kleindochter des Sultans. Het gebouw is
omgeven door een uitgestrekt plein, besloten binnen een hoogen
muur, die door zwaar geboomte wordt beschaduwd. Aan weerszijden
van de trap is een woning voor de bewakers van' het praalgraf
opgericht.
De Asta bevat echter ook nog andere merkwaardigheden,
waaronder een zonderling, fantastisch gebouw, van vroegere
dagteekening, in hetwelk de overgrootvader van den Sultan met
vrouw en kinderen begraven ligt. Later zjjn daar ook andere
leden der vorsteljjke familie bjjgezet, en te midden van deze ook
des Sultans baboe of voedster, eene bijzonderheid die het hart
van dien vorst eer aandoet.
Op den heuvel waarop deze graven liggen, geniet men bovendien
een verrukkelijk uitzicht, dat de geheele vlakte waarin de hoofdstad
gelegen is, de baai van Soemenep, de eilanden die Madoera’s
Zuidoostkust omzoomen, en de wateren die ze bespoelen, omvat.
Soemenep is het middelpunt van een net van wegen, die het
met de voornaamste plaatsen van het regentschap verbinden, en
waarvan vele door den Sultan en zijn vader, die steeds een
open oog hadden voor het belang hunner onderdanen, zijn aangelegd.
Den weg naar Kali Anget leerden wjj reeds kennen; andere
verbinden de hoofdplaats met de reeds genoemde desa’s Lapa
aan de Oost-, en Legoeng, Sergang enA mboenten aan de Noordkust;
weder een andere weg gaat dwars door het regentschap westwaarts,
over Limboeng, Gadoe en Batoe Ampar, naar de grens van
‘) Wat b a t o e b i n t a n g (lett. s t e r r e s t e e n ) is, weet ik niet. Ver-
huell vertaalt het door „vulkanisch kristal“. Die schrijver geeft D. I I ,
tegenover blz. 91, eene afbeelding van dit praalgraf.
Pamakasan, en bereikt die bjj Lebak, dat 24 palen van de kota
Soemenep verwijderd is. Eindeljjk verbindt de postweg de hoofdplaats
zuidwaarts met Tambangan en Baloeto, en vervolgens
längs de Zuidkust oostwaarts met Pamakasan, terwijl van Baloeto
ook nog een weg in west-noordwestelijke richting over Galoe,
het hoofddorp van het district Barat laoet, naar Lebak g a a t,
waar hjj zieh aan den zooeven vermelden westeljjken weg aansluit.
Behalve de acht eiland-districten die vroeger reeds vermeld
zjjn, is het geheele regentschap verdeeld in zes districten, waarvan
de hoofdstad met hare 19 kampongs onder den naam van Kota
of Kota dalam het eerste, de streek ten zuiden der hoofdstad,
met 37 dorpen, onder den naam van Kota loewar, het tweede
uitmaakt. De vier overige: Timor daja, Barat daja, Timor laoet
en Barat laoet, ontleenen hunne namen aan de hemelstreken, daar
deze eenvoudig het Noordoosten, Noordwesten, Zuidoosten en
Zuidwesten beteekenen. Ik moet echter opmerken dat ik deze
namen hier geef in de Maleische vormen, waaronder ze op de
kaarten en in de regeeringsbescheiden voorkomen, maar dat ze
in t Madoereesch Temor dödjö, Börö dödjö, Temor lao en Börö
lao moeten luiden; eindelijk dat, ofschoon de vormen Maleisch
zjjn, d a j a in die namen het noorden, 1 a o e t het zuiden aanwijst,
overeenkomstig het Madoereesch spraakgebruik, terwijl in de
Maleische landen juist het omgekeerde het geval is. De districts-
hoofden in Soemenep zjjn afstammelingen van ’t regentenhuis en
hebben den rang van Baden of Mas. De grenzen der districten waren
steeds even wisselvallig als hunne hoofdplaatsen; doorgaans toch
bleef het nieuwe districtshoofd de desa bewonen waarin hjj geves-
tigd was, en deze werd alsdan hoofdplaats, vaak ook dan wanneer
daarvoor de grenzen van het district moesten gewjjzigd worden ’).
■) Volgens Hageman, in T. v. S . I. 1858, I. 331, en de Kaart vanMadoera
in den Atlas van Med. Indie, waren omstreeks 1858 de volgende dorpen
distrietshoofdpläatsen: In Köta de kampong Pamaloang; in Loear Kota Petji-
nan; in Timor daja Batang-batang; in Barat daja Doeko; in Timor laoet
Baloeto ; in Barat laoet Goeloe-goeloe. Ma dien tijd schijnt hierin niet veel
verandering te hebben plaats gehad , daar de ¿tappenkaart van Havenga nog
Doeko, Baloeto of Bloeto en Galoe (blijkens de ligging öf foutieve öf verbe-
terde sehnjfwijze voor Goeloe-goeloe) als distrietshoofdpläatsen vermeldt, en
wjjl zij geene andere aanwijst, in het midden laat welke de overige ziju. ’