
schoon er ongeveer hetzelfde ceremonieel wordt in acht ge-
nomen, voelt men er zieh veel meer op zijn gemak. De groo-
te pandäpä, die op zeer hooge zuilen rust en een verbazen-
den omyang heeft, is er op Europeesche wijze gemeubeld en
prijkt met niet minder dan 700 petroleumlampen, wier schijnsel »
ofschoon door een lichtblauw plafond en een wit-marmeren vloer
teruggekaatst, toch nog nauwelijks toereikend is omhetgansche
gebouw naar eisch te verlichten. Het plafond is , naar men zegt,
volgens de plannen van den Pangéran zelven fraai beschilderd.
Schoone beeiden en portretten van Europeeschen oorsprong worden
in den Kraton van Mangkoe-negärä aangetroffen ; toch is er
de goede smaak niet tot die hoogte ontwikkeld, dat ook alles
verbannen zou zijn wat in het oog van den beschaafden Euro-
peaan daarmede een hinderlijk kontrast vormt. Noordelijk van
den Kraton van Mangkoe Negärä ligt een uitgestrekte aloen-aloen,
die tot exercitieveld dient van het onder zijne bevelen staande
legioen.
Graan wij de brug over die bij het Residentiehuis over de Pépe
voert, dan bereiken wij het Chineesche kamp. De steenen huizen,
eenige honderden in getal, zijn gedeeltelijk gebouwd rondom een
uitgestrekt marktplein, waar dagelijks Javanen en Chineezen
hunne waren te koop brengen en waar groote bedrjjyigheid
heerscht. De nieuwe Amerikaansche brug over de Pépé verbindt
het oostelijk uiteinde der Chineesche wijk rechtstreeks met de
Europeesche stad.
Het overige van de Kegära bestaat uit inlandsche kampongs,
waartusschen de woningen der prinsen van het keizerlijke en van
het Mangk-oe-negäräsche huis verstrooid liggen. Alles is door-
sneden van breede lanen met hoog geboomte, die aangename
wandelplaatsen aanbieden. Onder het geboomte ontwaart men
aan beide zijden ontelbare warongs, hier en daar afgewisseld
door een opium-kit. De kampongs zelve liggen verborgen in dicht
groen of achter hoog opgetrokken muren en zijn omgeven van
gegraven slooten, waarover planken en ruwe boomstammen gewor-
pen zijn om als brug te dienen. Het voorkomen der bevolking van de
hoofdstad is niet günstig. E r heerscht onder haar veel armoede,
veel morsigheid, veel zedeloosheid. Het treurig gevolg i s , dat er
vele afzichtige ziekten onder haar worden aangetroffen. Aan de
oostzijde der stad, nabij den oever van de Bengawan, bezuiden
den weg naar Hgawi en op kleinen afstand van de Kalang-
an ') , ligt.de kampong Kedoeng Kopi, waar, in een soort van
lazaret of armengesticht, de lijders aan besmettelijke ziekten en
ongeneselijke kwalen worden bijeengebracht; maar-de verzorging
is er zoo siecht, dat zij gemakkelijk ontvluchten en men ze in
menigte onder de bevolking ziet ronddwalen of, vooral in de na-
bijheid der poststations, äan den weg liggen , om de reizigers een
aalmoes af te smeeken. Wanneer men van de zijde van Bäjälali
de hoofdstad nadert, wordt men reeds te Kalitan, op acht palen
van de hoofdstad, door het gezicht van velen dezer ongelukkigen
pijnlijk getroffen.
De residentie Soerakarta is als met een web van wegen over-
spreid, waarvan de hoofdplaats het middelpunt vormt. In de
eerste plaats verdient daaronder de spoorweg vermelding, waarvan
het station even ten noorden der stad ligt. Door dezen weg is
Soerakarta zuidwestwaarts met Jogjakarta verbonden. De baan
der sectie Soerakarta—Jogjakarta, lang 57.6. kilometers, d. i.
slechts 2 kilometers meer dan de rechte afstand der eindpunten,
is voor bijna de helft horizontaal en heeft over de andere helft
slechts geringe helling, nergens meer dan 1 op 200, daar zij over
de laagste verlengsels der ribben van den Merapi loopt, op welken
berg de reiziger overal een vrij gezicht heeft. Over de halten Poer-
wädadi, Delangoe en Tjeper, voert zij naar Klaten, eene aan-
zienlijke desa, die wij reeds als regentschaps- en afdeelings-
hoofdplaats en als zetel eener Pradätä leerden kennen 3). Meer
nog is zij bekend door haar in 1797 s) gebouwd fort, dat op dezelfde
wijze als dat te Soerakarta ingericht, maar kleiner is , terwijl
de bezetting, althans gedeeltelijk; uit een strafdetachement van
Europeanen bestaat. Dit fort ligt op eene hoogte van 211 meters ),
’) Zie boven, bl. 579. “) Boven,.bl. 590, 591, D. I I , bl. 674.
8) Zie D. I I , bl. 54 noot. ,
4) Volgens Junghuhn. Volgens v. d. AVjjck zou die boogte slechts 180
meters bedragen.