
breeden zeespiegel, waarop zioh soms een menigte zeilen bewegen,
terwijl men ver voor zieh uit in het oosten den trachietisehen
berg G-. Argo op den hoek van Lasern ontwaart *).
Nauw is men de grensrivier overgèstoken, of de tooneelen die
de weg aanbiedt, beginnen geheel van aard te veränderen. Wij
hebben het grondgebied eener residentie betreden, die, in het
algemeen gesproken, zieh onder de gewesten van Java door een
dorren, schralen bodem onderscheidt en tot de minst bevoor-
rechte streken van het schoone eiland moet gerekend worden.
Echter zal het ons blijken, dat ook deze residentie veel belang-
rijks aanbiedt en noch aan schoone natuurtooneelen, noch aan
gewichtige producten, noch aan merkwaardige overblijfselen van
vroeger eeuwen gebrek heeft s). v
In de teelt van producten voor de Europeesche markt staat
Rem bang bij alle andere residenti en van Java achter. De Gou-
vernementskofSecultuur, die er steeds erbarmelijke resultaten
heeft opgeleverd, is er sedert lang geheel opgeheven 3). De
suikercultuur bepaalt er zieh tot ééne enkele onderneming die
nog in contract met het Gouvernement werkt, en drie vrije onder -
nemingen, welke allen gezamenlijk in 1879 in rond cijfer 40,000
pikols suiker opbrachten, d. i. nog geen tachtigste der geheele
productie van Java voor zoover die bekend is. Ook wat de
tabakscultuur betreft heeft Rembang het hooge standpunt niet
gehandhaafd, dat het reeds in 1854 ten gevolge van de invoe-
ring der vrije tabaksteelt had ingenomen. De weifelende houding
■) Bleeker, t". a p. 43.
2) Bij Rembang vertaten ons de topographische kaarten, die voor deze en
alle nog volgende residentien nog niet zijn uitgegeven. Het gemis wordt ons
eenigszins vergoed door de in 1878 vervaardigde, maar eerst voor weinige
maanden verkrijgbaar gestelde „Etappe-kaart van Java en Madoera, schaal
1 : 500,000,“ onder leiding van den lt. kol. W. J. Havenga, chef van den
topographischen dienst, samengesteld door den ln luit. G. B. Hooyer. Deze
kaart kan toch als een resumé der topographische opneming beschouwd worden.
3) In 1859 waren bij de koffiecultunr in deze residentie werkzaam 3,221
huisgezinnen, die 142.82 pikols koffie produceerden, geoogst van 194,655
vruchtdragende boomen, zoodat 1363 boomen slechts één pikol opleverden,
en de productie per gezin 0.04 pikol bedroeg. De betaling door de bevol-
king genoten bedroeg f 2,713.16, d. i. f 0.84 per huisgezin. Zie Aardr. en
Stat. Wdbk. art. R embang.
der Regeering ten opzichte van den vrtjen arbeid heeft daaraan
den eersten knak toegebracht, en later heeft die uiterst wissel-
vallige cultuur groote tegenspoeden ondervonden. Yooral de natte
weêrsgesteldheid van het jaar 1879 is voor de tabak zeer ver-
derfeljjk geweest. In dat jaar is in Rembang het aantal tabaks-
ondernemingen van Europeanen, dat in 1875 13 en in 1878 nog
9 bedroeg, tot slechts 5 gedaald. De opbrengst, die in 1875
932,580 en in 1876 1,386,900 kilogr. bedroeg, is in 1878 tot
707,500 en in 1879 tot het zeer ontmoedigend bedrag van slechts
62,450 kilogr. verminderd ‘). De verwachting in 1857 door de
Regeering uitgedrukt s) , dat de tabakscultuur, als volkscultuur,
längs de boorden der Solo-rivier (het vruchtbaarst deel der
residentie) eene rijke bron van welvaart voor de bevolking en
voor de Europeesche ondernemers zou worden, is dus voor het
oogenblik schier geheel verijdeld. Er is echter geen reden om de
hoop op beter tijden te laten varen.
De grootste rijkdom van de residentie Rembang bestaat in
hare bosschen, en het djatihout neetnt onder hare voortbreng-
selen de voornaamste plaats in. Yan oudsher was Rembang onder
de gewesten van Java bij uitnemendheid het gewest der djati-
wouden, en groot was de invloed dien er het overvloedig voor-
komen dezer uitnemende houtsoort op de nijverheid en de
welvaart uitoefende. Scheepsbouw, visscherij en meubelmakerij
stonden in deze residentie op betrekkelijk hoogen trap. In de
hoofdplaats Rembang had de Oost-indische Compagnie eene groote
scheepstimmerwerf, die aan honderden inlanders werk verschafte,
en te Lasern, Bantjar, Toeban en vele kleinere kustplaatsen
werden tal van inlandsche handele- en visschersvaartuigen gebouwd.
Ongelukkiger wijze is niet slechts in den Goenong Kidoel, in
Djapara, in Tjeribon en andere boschrijke streken van Java het
djatihout, ten gevolge van overmatigen en zorgeloozen aankap, zoo
vernield, dat er nauwelijks van bosschen meer sprake kan zijn ;
maar is ook in Rembang, dat maar al te zeer als een onuitput-
telijke voorraadschuur beschouwd werd, zoo roekeloos gekapt, dat
') Kol. Versi, van 1877, bl. 203, van 1880, bl. 175.
•) Staatscourant van 4 April.