
door het in de stad gevestigde logement minder noodig is geworden,
durf ik niet verzekeren. De spoorweg, die tusschen
Pagentan en Malang den postweg een paar malen snijdt, komt
uit aan de noordwestzijde van Malang en neemt hier een einde.
Het station ligt aan een nieuwen karrenweg en is door de
Brantas van Malang gescheiden. Men heeft niet noodig geacht
het meer in het centrum der plaats te brengen, waarvoor kostbare
onteigeningen en een dure spoorwegbrug noodig zouden
zijn geweest, omdat reeds de karrenweg de rivier met eene
goede brug snijdt en dus de gemeenschap der stad met het
station geen bezwaar oplevert, en omdat het emplacement zeer günstig
is voor den aanvoer van de tabak en andere producten, die
met den spoorweg worden verzonden. Westelijk van het station
vindt men het goed ingerichte hospitaal, en er is sprake van om
het terrein dat er tegenover lig t, in te richten voor een troepen-
kampement *).
Over Malang wordt zooveel gesproken, dat het voor velen
wellicht eenigszins teleurstellend zal zijn te vernemen, dat er van
de plaats zelve niets bijzonders te vermelden is. Zij dankt haren
roem niet aan bijzondere merkwaardigheden, maar aan haar
frisch en gezond klimaat en aan hare schoone omstreken. Overi-
gens gelijkt zij volkomen op meest alle andere regentschaps-
hoofdplaatsen. Een groot vierkant plein, de aloen-aloen, met een
schoonen waringin-boom in het midden, is omgeven door de
woning van den Adsistent-resident, den dalem van den Regent,
de moskee, de gevangenis, het logement en eenige koffiepak-
huizen en Europeesche woningen. Yan dit middelpunt loopen
in alle richtingen breede en nette straten en wegen, waarlangs
in eene afzonderlijke buurt de steenen huizen der Chineezen,
elders de bamboezen woningen der inlanders, afgewisseld door
eenige villa’s van Europeanen, gebouwd zjjn. Men vindt er ook
buurten van Maleiers en Arabieren, ieder onder hun eigen hoofd.
Bijdr. t. d. L T., L. en Vk., I. 50; Junghuhn, Jav a , II, 736; Buddingh,
ST. O. I., I. 383.
l) Eerste Jaarverslag over de Staatsspoorwegen op Java, in Kol. Yersl.
over 1876 , BijL CO., bL 5.
De kleine christen-begraafplaats ligt op een heuvel waarvan dö
voet door de Brantas wordt omkronkeld, en prijkt met een eer-
waardigen Lo-boom ‘) , wiens wortelen en stam de steenen omstren-
gelen van het graf van zekeren Mail, die eenmaal, als sergeant,
militair gezagvoerder te Malang moet geweest zijn. Debevolking
dezer plaats, vroeger op 10,000 ä 11,000 zielen geschat, is onge-
twijfeld in de laatste jaren zeer toegenomen; het Europeesche
element vooral heeft zieh zoozeer uitgebreid, dat zelfs de oprich-
ting eener societeit wenschelijk en mogelijk is geworden s).
Terwijl aan de westzijde van Malang de Kawi allengs omhoog
rijst, verheft zieh a a n 'de oostzijde, op twee of drie palen afstands
van de stad, de breede heuvel Boering, die tot de voorbergen
van den Tenger kan gerekend worden. Yöör dertig jaren bloeide
hier een koffietuin, de eenige in het district Kota Malang, dat
trouwens slechts geringe uitgestrektheid heeft. Of thans op deze
hoogte, grootendeels met alang-alang bedekt, ook nog koffie groeit,
is mij niet met zekerheid bekend; maar het schoone uitzicht,
dat men er destijds genoot, moge door de vermeerdering der
cultuur eenige wijziging ondergaan hebben, het is zeker niet
in schoonheid verminderd. Wederom ligt hier de gansche vallei
van Malang, met den krans van bergen die haar omringt, en hare
rijke afwisseling van donkere bosschen en lichtkleurige sawah’s ,
voor onzen blik uitgebreid; nogmaals het panorama in bijzon-
derheden te schetsen, zou nuttelooze herhaling zijn. In de legendaire
geschiedenis van Java wordt deze heuvel genoemd als de plaats
waarheen Ränggä Permänä, vorst van Soepit Oerang en laatste
verdediger van het Siwalsme in deze streken, nadat zijnehoofd-
stad door de scharen van den Islam veroverd Vras, de wijk nam,
zonder ooit meer van zieh te doen hooren. In de zeer dicht bij Malang
gelegen ruinen van eene oude sterkte, Koeta Bedah geheeten,
die reeds in het tweede deel van dit werk beschreven zijn, zien
*) Urostigma lucescens Miq.
2) Zie over Malang RengerB, t. a. p.; van Wales in T. v. N. I ., 1874,
II. 433; Jukes, t. a. p.; Sleeker, T. v. H. I., 1849; I. 37; Burer, Biang-
lala, I. 2. 20; Brumund, Biang-lala, IT. 2. 57; Junghuhn , Java, II. 736—740;
Hageman, t. a. p. 59 v.; Rigg t. a. p.; d’Almeida, Life in Java, 1.226—228.
IH. 61