
Om Wänäsalem te bezoeken volgen wij eerst den weg die
zuid-zuidwestwaarts naar Madjäwarna g a a t, en bereiken die
merkwaardige plaats na 6J palen te hebben afgelegd. Mädjä-
warnä is een desa van Christen-Javanen, door den zendeling
Jellesma gestieht op een stuk grond d a t’ weinige jaren te
voren door een gedoopten Jav aan , Abisai geheeten, te midden
van de duistere wildernis ontgonnen was. Jellesma zelf vestigde
er zieh in 1850, er verrezen eene kerk en eene school, en de
gemeente breidde zieh nit, ook onder zijne opvolgers Hoezoo en
Kruyt, en telde in 1877 1460 zielen. Kleinere gemeenten vindt
men in eenige naburige dorpen, vooral te Kertäredjä, 3£ paal
zuidwestwaarts van Mädjäwarnä, en te Ngär ä, 1| paal meer
znidwaarts, nabij de grens van Kediri. De gemeente 'te Ngärä
is eigenlijk de oudste, en werd door zekeren Coolen, zoon
van een Russischen vader en eene Javaansche moeder, gestieht
op een stuk grond dat hij in de bosschen van Mädjä agoeng
gehuurd en ontgonnen had. Het aantal Cbristenen bedroeg in
1877 te Kertaredjä 137, te Ngärä 133, terwijl er nog ruim
300 in andere desa’s en in de stad Soerabaja verspreid woon-
den. Deze Javaansche Christenen zijn alleszins eene opzettehjke
studie waardig, doch hier is het daarvoor niet de plaats ’).
Yan Madjäwarna tot "Wänäsalem zijn nog 9{ palen längs de
berghelling in zuidoostelijke richting af te leggen. Nog wat ver-
der dan het dorp is een signaal van den geographischen dienst
opgericht, op eene hoogte van 332 meters. Wänäsalem heeft
een pasanggrahan ten gerieve der reizigers, is omringd door koffie-
tuinen, bamboeboschjes en grasvelden en levert heerlijke uit-
zichten op; Wallace, die er zieh eenige dagen ophield om vogels
te schieten, vond er zieh echter eenigszins teleurgesteld, daar
het woud in den nässten omtrek is opgeruimd, en hij de bosschen
te ver van de plaats verwijderd vond voor dagelijksche
x) Men zie daarover o. a. Brumtind, Berichten omtrent de evangelisatie van
Java (Amst. 1854); J. Craandijk, het Hed. Zendelinggenootschap in zijn willen
en werken (Rott. 1869), en tal van opstellen in de Mededeelingen van wege
het ÜTed. Zendeling-Gen. De cijfers in den tekst omtrent het aantal der ge-
meenteleden zijn ontleend aan genoemd Tijdschrift, Dl. XXII, bl. 343.
wandelingen daarheen. Hij bemachtigde er wel is waar een aantal
pauwen, waarvoor de plaats beroemd is , maar verplaatste zieh
weihaast naar het lager gelegen Djapanan, dat hij, wegens de
boschachtige plekken die het omgeven, beter voor zijn doel
geschikt achtte. In de prächtige bosschen die aan de berghelling
van Wänäsalem gevonden worden, ontdekte Wallace de onder
het dichte loof verscholen overblijfselen van een tjandi, met uit-
voerig beeldhouwwerk, waaronder eenige voorstellingen van
dieren bijzonder zijne aandacht trokken. Dit monument staat op
een kleine verhevenheid ter zijde van den weg, heeft 30 voet
in het vierkant bij eene hoogte van 20 voet, en is door planten
bedekt en omslingerd en door reusachtig geboomte beschaduwd.
Voor zooverre mij bekend is, werd er nog door niemand anders
de aandacht op gevestigd').
Ons rest nog een bezoek te brengen aan de districten Mä-
djäsari lor en Mädjäsari kidoel, die den zuidoosthoek van het
regentschap Mädjäkertä uitmaken, en zieh uitstrekken over de
oostelijke hellingen van den Penanggoengan en de noordoostelijke
van het Ardjoenä-gebergte, terwijl de westelijke en zuidwestelijke
tot de residentie Pasoeroean behooren. Deze districten mögen,
zoowel wat natuurlijke schoonheid, als wat merkwaardige overblijfselen
der oudheid betreft, tot de belangrijkste van Soerabaja
gerekend worden; de laatste hebben wij echter reeds in het
tweede deel van dit werk leeren kennen 2), zoodat ik hier met
eene körte aanduiding der ligging kan volstaan.
Yan Wänäsalem voert ons een weg bergafwaarts, in noord-
noord-oostwaartsche richting, naar Djabong en Djatiredjä, en
vandaar oostwaarts over Delangoe naar Ketanan, bekend door
zijne suikerfabriek en door zijne fraaie ligging op eene hoogte,
die op de bergen en valleien in den omtrek een heerlijk uitzicht
biedt. Er is daar een pasanggrahan, waarlangs een helder stroo-
mend water over groote steenen bru ist, en in de bosschen in den
omtrek zijn een waschbak en eenige beeiden uit den Hindoetijd
gevonden s). Nog wat verder oostwaarts ligt, 23 palen van Wänä-
>) Wallace, Insulinde, I. 172, 173, 178, 180. Zie ook Jukes, Yoyage of
the Fly, II. 126, 128. a) Bl. 118—124. s) Domis, Oosterling I. I. 92.