
endang1), zag haar, werd ophaar verliefd en vroeghare hand van
haar vader, die zehem toezeide op voorwaarde dat hij in eenen nacht
de Tjandi Sewoe *) zou bouwen. Hij nam het a an , maar toen
het werk op een tiental beeiden na voltooid was, werd hij gestoord
door het padi-stampen der meisjes van Prambanan, dat hetaan-
breken van den dag verkondigde. Terwijl hjj aan zijn ontevre-
denheid in een over die meisjes uitgesproken vloek lucht gaf,
vatte hij het voornemen op nu de prinses te ontvoeren. Hij
deelde dit aan zijne moeder mede, die hem dat plan ontraadde;
steeds levendiger werd hun woordenstrijd, tot eindelijk de endang
hären zoon vervloekte en veranderde in een bruinen hond. Die
metamorphose bracht geene verandering in zijne neiging te
weeg; huilende bleef hij om de woning der verbannen prinses
rondwaren, en was er alzoo getuige van dat zij haar wevers-
spoel liet vallen, en , dien niet kunnende wedervinden, de ge-
lofte deed, dat zij tot man zou nemen wie hem haar terug-
bracht. De hond vond den spoel en legde hem voor de prinses neder,
die, daarin eene beschikking der Dewa’s erkennende, zieh met hem
verbond, maar, beschaamd over hare samenleving met een dier,
zieh met hem in een bosch verborg, waar zij hem een zoon
baarde, die de stamvader der Ealangs werd s).
Maar het is den Javanen niet genoeg door een onzinnig samenweef-
sel van eenige der telkens terugkeerende trekken hunner eentonige
legenden een klad op de afkomst der Ealangs te werpen, en
zelfs in de desa Pragoeman in Samarang het graf van hun ver-
meenden stamvader aan te wijzen4), zij beweren ook, dat schoon
zij zieh voor het uitwendige naar de gewoonten hunner landge-
nooten en de voorschriften van den Islam voegen, zij in het
geheim heidenen zijn en onder elkander zekere vreemde gebrui-
ken volgen, waarbij steeds de hond een groote rol speelt. Zie-
») Zie D. I , bl. 385. ») Zie D. I I , bl. 96.
s) Dit verhaal is medegedeeld door den beer te Mechelen, in T. v. I. T.
L. en Vk. XXIV, bl. 438. Een ander meer uitvoerig, maar vrij walgelijk
verhaal wordt medegedeeld door den heer Ketjen in hetzelfde tijdschrift,
t. a. p., bl. 431. Een vierde verhaal geeft Winter in het T. v. N. I. II. 2,
bl. 519. De Solosche versie dezer legenden, waarin de hond als de moeder
optreedt, vermeldt de heer te Mechelen t. a. p ., bl. 440.
4) Zie boven, bl. 524.
hier het voornaamste wat ik daaromtrent vind opgeteekend.
Als een huwelijk onder hen zal plaats hebben, worden acht
dagen te voren alle familieleden opgeroepen en uitgenoodigd om
hunnen voorraad van kleederen af te geven, die dan gezamenljjk
met die van bruidegom en bruid in een groote koperen pan
gepakt en onder het dak geborgen worden. Daarna veegt men
het huis schoon en bestrooit den vloer met asch. Van nu af
komen acht nachten lang alle familieleden van beide seksen daar
bijeen om te waken, en als zij in de uitgestrooide asch het spoor
van een hond waarnemen, wordt dat aaogemerkt als een bewijs
dat de voorouders het huwelijk goedkeuren. Wat er gebeurt als
zieh geen hondensporen vertoonen, wordt daarbij niet gemeld.
Is het bewijs van goedkeuring verkregen, dan wordt een feest-
maal aangerecht, en op het weefgetouw worden twee stukjes
roodkleurig doek, maar met ruiten van verschillend patroon,
opgezet, die nog denzelfden dag moeten zijn afgeweven, en
waarvan het eene voor de bruid, het andere voor den bruidegom
bestemd is. Vervolgens worden de onder het dak geborgen
kleederen weder te voorschijn gehaald en aangetrokken, de ga-
melan geslagen en soms een buffel of koe geslacht, terwijl over
het hoofd van bruidegom en bruid water uit een gendi wordt
uitgestort, waarna zij het overblijvende drinken. ’s Avonds worden
de verloofden tot elkander gebracht en moet de bruidegom met
zijn kris een wit katoenen draad doorsnijden, waarmede zijne
bruid is omwonden. Zij blijven nu den geheelen nacht bij het
feest zitten en bekleeden zieh des morgens met de voor hen
geweven stukjes doek, die als djimats (talismans) bewaard
blijven.
Bij een sterfgeval worden de oude kleederen van den over-
ledene dadelijk na de begrafenis, en de nieuwe bij het offermaal
op den duizendsten dag na die plechtigheid verbrand. Ook op den
derden en zevenden dag hebben offermalen plaats. Sommigen
zeggen dat op den duizendsten dag ook een houten pop, 1 h 1 £
voet lang, verbrand wordt, die den overledene moet voorstellen.
Nog worden vele bijzonderheden verhaald omtrent de vieringvan
een feest, sidekah gaboengan genaamd, en dat steeds op een