
den oostelijken voet van den Plawangan gaat, tusschen de dorp-
jes Andong en Rangka, een diep en steil, kanaalvormig, welig
begroeid en met bevallige boomvarens getooid ravijn (djoerang)
naar beneden, waarin, een weinig teger dan Andong, de Kali
Koening ontspringt Het terrein legt aan de beklimming van
den Merapi aan deze zijde schier onoverkomelijke zwarigheden in
den weg. Nogtans gelukte het Junghuhn, in Sept. 1835, toen
hg voor het eerst dezen berg beklom, van Sawoengang, over Kali
Oerang en Andong, Rangka te bereiken, en vandaar, met de hulp
van een Javaanschen gids, dien zijne medgezellen den Kapala
Goenoeng (het berghoofd) noemden, onder duizend gevaren, tot
den top op te stjjgen 2). Wij zullen hem niet volgen op dezen
weg, dien het een minder geharden reiziger niet geraden zou
zijn te kiezen, te minder daar het ons blijken zal, dat van Soe-
rakarta uit de kruin van dezen vulkaan met vrij wat minder
moeite te bereiken is.
Wij keeren dus thans naar Sleman terug en volgen van daar
zuidwaarts, acht palen v e r, den grooten weg naar de Negärä. Haar
noordelijk uiteinde is in rechten afstand 9 kilometers van Sleman,
haar zuidelijk 21 kilometers van het zuiderstand verwjjderd; de stad
zelvemeet tusschen die uiteinden 6 kilometers , bij eene afwisselende
breedte, waarvan het maximum 4 kilometers bedraagt. Zij ligt
op het hellend vlak dat van den Merapi naar den Oceaan af-
daalt, op slechts 113 meters boven de zee. Aan het verba-
zend aantal riviertjes die over de zachte helling zuidwaarts gaan,
heeft zij de Bedog, die tot het gebied van de Prägä behoort, ten
westen, en de Godean, die zieh met de Oepak vereenigt, ten
oosten, terwijl tal van kleinere spruiten hare kampongs en sa-
wahs besproeien. Zij is geene aaneenliggende stad, maar eene
verzameling van uitgestrekte kratons, van Europeesche en Chi-
neesche buurten en van inlandsche dorpen, in alle richtingen
doorsneden van breede lanen, overschaduwd door de lommerrjjke
kruinen van eerbiedwaardige waringins of hooge kanari-boomen,
die aan beide zijden geplant zijn. Het is dus wel niet te ver-
wonderen, dat het bevolkingscijfer niet aan den reusachtigen
*) Ibid. 385. s) Keisen durch Java, S. 113 ff.
omvang beantwoordt. In 1845 werd het gesteld op 43000 of, de
militairen medegerekend , omstreeks 45000 zielen, waaromder ruiin
1000 Chineezen, ruim 50 Arabieren en Bengaleezen en ongeveer
600 Europeanen. De bevolking der geheele residentie bedroeg
toen 347,500 zielen, maar was in 1878 tot 445,000 gestegen.
Zoo wij aannemen dat die der hoofdstad evenredig daarmede geklommen
is , zou deze thans 56,000 à 57,000 zielen teilen. Eer
ik beproef haar meer in bijzonderheden te beschrijven, ga nog
eene enkele opmerking vooraf.
De geschiedenis van Java heeft ons geleerd, dat de rijkszetel
telkens verplaatst werd, en de Javanen beschouwen de tijden
van duur van elken dier rijkszetels als zoovele perioden in hunne
geschiedenis ’)• Wij willen hier niet teruggaan tot de Hindoe-
periode, waarvan de geschiedenis te duister is om ons te ver-
gunnen iets omtrent den duur en de opvolging van de zetels der
Oppervorsten te bepalen; maar in de Mohammedaansche période,
welker duur wij thans op vier eeuwen kunnen stellen, vinden
wij achter elkander vier rijkszetels, d ie , n a a r de voorstelling der
Javanen, ieder g e d u r e n d e een eeuw den Oppervorst binnen hunne
muren hebben gehuisvest: Demak, Pasar gedé (Karta), Karta-
soera en Soerakarta 2). Met die honderd ja re n , die naar de Mohammedaansche
tijdrekening slechts ongeveer 97 van onze jaren
uitmaken, moet men het niet al te, nauw nemen. Demak en Pasar
gedé zijn werkelijk gedurende weinig meer dan honderd Mohammedaansche
jaren de rijkszetels geweest; maar de période van
Kartasoera, aanvangende in het jaar 1681 onzer tijdrekening, is
in 1744 geëindigd, en de période v a n Soerakarta heeft dus thans
reeds 136 jaren geduurd. Men zegt echter dat voor eenige
jaren de Soesoehoenan meende, dat de tijd voor de verplaatsmg
van den Kraton gekomen was , en dat het de Regeering vrij wat
moeite gekost heeft hem van het voornemen terug te brengen om
tot die verplaatsing over te gaan; men zou hem beduid hebben ,
dat dan ook het fort en het residentie-huis, om in de nabijheid
van den Kraton te blijven , verplaatst zouden moeten worden , en