
voet van den wand begonnen zieh de slakken van den kegel
te verheffen. Slechts aan zijne zuidwestzijde zag men tusschen
hem en den muur een paar kleine aschvlakten, die niet met
slakken hedekt waren.
Of de Merapi na zijne jongste uitharsting, die van 1872, door
eenigen reiziger bestegen is en op de kruin zelve waarnemingen
omtrent zijne tegenwoordige gesteldheid gedaan zijn, kan ik niet
met zekerheid zeggen, maar wat van Jogjakarta uit omtrent de
vormverandering van den berg kon worden waargenomen, is
door den heer Groneman zorgvuldig opgeteekend. Het blijkt uit
zijne mededeelingen, dat, zoowel v66r als na de langdurige uit-
barsting van 1869, de eruptiekegel een hoogen, afgerond puntigen
top vormde, dien men te Jogjakarta duidelijk boven de kraterwanden
kon zien uitsteken. Na de eruptie van 1872 is niets meer
van dien kegel te zien. Thans heeft de bergkruin een breeden,
afgeplatten vorm , hoekig ingesneden door de hetzij oude of nieuw
ontstane kloven en spleten van een kraterrand,,van welken de
oostelijke hoek een weinig hooger is dan de zuidelijke en wes-
telijke gedeelten, en dus ook den hoogsten top van den berg vormt.
Over de gebeele breedte van dien top welt een dichte dampmassa
op, die een blanke wolkenlaag schijnt te vormen. De slakken-
kegel schijnt dus, geheel of gedeeltelijk, hetzij ingestort, hetzij
uitgeworpen te zijn, en wellicht is ook een deel van den ouden
verweerden kraterrand met hem naar beneden gekomen. De heer
Groneman gist dat van de bij die uitbarsting vermeide desa’s
enkele niet onder nieuw gevormde lava-massa’s , maar onder het
puin van den ingestorten bergtop zullen bedolven zijn ’).
Wij verlaten thans de schilderachtige en belangwekkende stre-
ken tusschen den Merapi en Merbaboe, om een vluchtigen blik te
gaan werpen op de noordelijke deelen van Soerakarta, die mis-
schien veel merkwaardigs bevatten, maar waar voor denkbeeldige
reizigers, gelijk wij, die van de berichten van anderen afhan-
kelijk zijn, zeer weinig valt op te merken. Wij gaan op den weg
die ons van de hoofdstad naar den zadel tusschen de vulkanen
bracht, terug tot 7 | paal voorbg Bäjalali, en vinden dan aan de
Zie Tijdschrift van het Aardr. Gen. D. XI, bl. 203.
linkerhand een weg die ons na 8 palen te Simä brengt, de hoofd*
plaats van het vroegere district Simäwalan.
Deze streek is over het geheel schraal, niet zeer waterrijk en
schaars bevolkt; de weinige riviertjes die wij aantreffen, vereenigen
zieh tot de Kali Asä of Kali Jä sä, een vrij belangrijken linker-
zijtak van de Sälä-rivier. Nog 11 palen, deels in noordelijke,
deels in westelijke richting afgelegd, brengen ons te Karang gede,
dat, zoo het niet dezelfde plaats i s , die vroeger Getas werdge-
noemd, töch in hare onmiddelljjke nabijheid gelegen en er voor in de
plaats getreden is. Wij bevinden ons hier in het gebied der Kali
Serang, die, uit Samarang körnende, hären weg door dennoord-
westhoek van Soerakarta vervolgt, om weldra op nieuw den
Samarangschen grond te betreden en e r, vereenigd met de Loesi,
de Tangoelangin te vormen. De rivier is onbevaarbaar, maar
hare wateren, in vele kanalen afgeleid, zijn van uitnemend nut
voor den landbouw. Aan deze rivier ligt, noordwestwaarts van
Karang gede, ook Gagatan. Getas en Gagatan waren onder eene
vroegere verdeeling van het Soerakartasche gehied districten van
het regentschap Ampel, ook Ampel en Gagatan genoemd, en vormen
thans te zamen het district Karang gede. Ook in dit gedeelte
van Soerakarta zijn uitgestrekte landen aan Europeanen verhuurd
en wordt veel werk gemaakt van de koffiecultuur.
Reeds van Sima af behoort het gansche terrein dat wjj hier
doorreisd hebben, tot het tweede kalkgebergte van Jav a , dat zieh
over het geheele noordelijke deel van Soerakarta, gelijk ook over
de aangrenzende deelen van Samarang, uitbreidt'). Wij waren er
echter niet ver van het gebied der vulkanen Merbaboe en Oe-
ngaran verwijderd, waaraan wij onder andere herinnerd worden
door hetgeen wij vernemen van het groote aantal zout of aardolie
opleverende bronnen die hier voorkomen, maar waarvan noch
de plaats nauwkeurig bekend, noch de hoedanigheid behoorlijk
onderzocht is 5).
Na dit uitstapje vervolgen wij den weg terug naar de hoofd-
plaats, om kennis te maken met den spoorweg die bijna recht
noordwaarts vandaar naar de grens van Samarang gaat. Yroe-
’) Zie Deel I , bl. 95. s) Zie N. T. v. N. I. XX. 105.