
vooral wat de eersten betreff, thans mede aanmerkeljjk zouden
moeten verhoogd worden.
De oostzijde van Soerakarta wordt bespoeld door de Sälä-ri-
vier of Bengawan en wel door het gedeelte van die rivier dat
zieh uitstrekt tusschen de mondingen van twee zijtakken: de uit
de samenvloeing van een aantal beken gevormde Kali Samen ten
zuiden, en de Kali Tjäbä ten noorden, welke te zamen haar een groot
deel van de wateren toevoeren die van de westelijke hellingen
van den Lawoe afdalen. Tusschen deze beide neemt zij aan den
anderen oever eenige riviertjes op die de stad doorsnijden. De
Wingkä en de Djenes zijn zeer onbeduidend; maar van meer
belang is de Kali Pepe, die in het Bäjälalische ontspringt, door
de stad gaat in de richting van het noordwesten naar het zuid-
oosten, längs de noordzjjde van het fort Yastenburg en de Eu-
ropeesche wijk stroomt, en zieh achter deze laatste vereenigt met
de Kali Batoe ränä, die zieh om de zuidzijde van den Kraton
heen door de stad slingert, en zieh bij de Kampong Beton in de
Bengawan ontlast. Over de Kali Pepe liggen twee bruggen: de
oude tegenover het Besidentiehuis, en de nieuwe, eene Ameri-
kaansche hangbrug, aan den weg die tusschen het fort en de
Europeesche stad loopt. In den westmoeson voert zij vrjj wat
water af, maar in den oostmoeson kan zij meestal door een kind
doorwaad worden.
Nadat men te Batjem de Bengawan is overgestoken, bereikt
men weldra de tot de Negärä behoorende kampongs, waarvan
Grogol de zuidelijkste is. Yandaar loopt de weg bijna recht aan
op de poort die den toegang geeft tot de zuidelijke aloen-aloen
van den Kraton. Deze uitgestrekte verzameling van gebouwen,
straten en pleinen, door een gemeenschappelijken muur omgeven
en door meer dan 10,000 menschen bewoond, i s , volgens de Ja-
vanen, gebouwd naar het model van het paleis van Batärä Endrä
(Indra) in den Soeräläjä of het verblijf der goden en hemellingen.
Doch ofschoon zooveel mogelijk naar de voorstellingen van dit
hemelsch paleis gevolgd , kan toch de Kraton in pracht en laister
niet daarmede wedijveren. Zoo zijn, b. v.,degeheelgouden waringin-
boomen op de aloen-aloen van het hemelsche paleis, op die van
het aardsche door gevone, ofschoon zeer fraaie, exemplaren van
UroBtigma benjaminum vervangen. De boomen eyenwel dragen
dezelfde namen als hunne gouden modellen en onderscheiden zieh
daardoor van de talrijke andere, naar luim of behoefte op de
aloen-aloen geplante waringins, die geen bijzondere namen dragen.
Ook kan niet alles op aarde dezelfde bestemming hebben
als in den hemel. Daarom beantwoorden de Geladags bij het
aardsche paleis aan de parken of kampen waarin, tot vermaak
van Batärä Endrä, tamme herten worden gehouden, de
pasébans op de aloen-aloen aan de bale pawatangan of hemelsche
tuighuizen, waarin de lansen voor de tornooien der goden
bewaard worden, — de kapoetren eindelijk , om niet meer te noe-
men, aan het verblijf der widädari’s of hemelnimfen.
Na de uitvoerige beschrijving die ik van den geheel gelijk-
soortigen en ook in de verdeeling en inrichting grootendeels met
den Soerakartaschen overeenkomenden kraton van Jogjakarta heb
gegeven, zullen roijne lezers mij zeker niet euvel duiden, da tik
mij thans tot de aanwijzing van eenige eigenaardige bijzonder-
heden in het Solosche vorstenverblijf bepaal '). Eene bijzondere
merkwaardigheid van dezen kraton is een houten wachttoren, op-
gericht in het noordoostelijk deel van de Pelataran. Zijn hoogte
zal omstreeks 90 voet bedragen, en het bestijgen daarvan is aan
iederen bezoeker bijzoDder aan te raden, omdat men vandaar
een volkomen vrij gezicht heeft over den geheelen kraton, over
de stad en over een groot deel der sterk bevolkte omstreken.
Het beklimmen is zeer gemakkelijk, en de wenteltrap die naar
den koepel op den top voert, ontvangt door een aantal openingen
overvloedig lucht en licht.
In de tweede plaats moet ik een woord zeggen over eenige oude
stukken geschut, die deels op de groote aloen-aloen, deels op de Si-
tinggil bewaard worden, en waaraan zieh allerlei legenden en bijge-
loovige voorstellingen knoopen. Op de aloen-aloen ligt onder andere
') Om in geene herhalingen te vervallen verwijs ik voor de Pannepén of het
keizerlijk kabinet en de Soerünatan of hofkapel naar D. I, bl. 377,
onder opmerking, dat de eerstgenoemde onmiddellijk ten noorden van de
PrSbäjäs| en de tweede op een plein ten noorden van de Pannepén is gelegen.