
hunne praatjes op de stoep voor de deur der huizen, op oud*
vaderlandsche wijze, waarbij de nonna’s zieh gaarne vertoonen
in witte japonnetjes en met geurige bloemen in het haar ‘).
Zoo is het leveri in Samarang, — althans zoo was het voor
weinige jaren. Maar ook in Indië leeft onze tijd snel en was veel
wat eeuwen lang stand hield, in de laatste jaren aan verbazende
veranderingen onderworpen. Wie dürft h i e r zeggen, tenzij hij
kersversch uit Indië is teruggekeerd, hoe het thans met het leven
te Samarang gesteld i s , en wie dürft verzekeren, dat, als
deze dingen heden nog alzoo zijn, zij ook morgen nog alzoo
zullen wezen?
Maar het wordt tijd dat wij van de hoofdstad afscheid nemen
en andere plaatsen in deze, aan merkwaardigheden zoo rijke,
residentie bezoeken. Wij vervolgen dqartoe den postweg in oost-
noordoostelijke richting en bereiken, na 17* paal te hebben af-
gelegd, het in Java’s oude geschiedenis zoo beroemde Demak, de
hoofdplaats van het gelijknamig regentschap. N’a te Tenggang, een
weinig voorbij Torbaja, het district Samarang verlaten te hebben,
doorsnijdt de weg de beide oostelijkste districten van het regentschap
van dien naam, Singen Koelon en Grogol, die geheel en al
vlak zijn en uit vruchtbaar alluvie-terrein bestaan, dat door vele
riviertjes doorsneden wordt en nagenoeg geheel door den rijst-
bouw is ingenomen. De hoofddorpen Genoek en Karang tengah,
die men op 4 | en 13| palen afstands van Samarang passeert,
bieden niets bijzonders. Het grootste gedeelte van den weg loopt
längs of door particulière landen, waaronder het uitgestrekte, met
Sajoeng en Batoe één geheel vormende Gemoelak in Singen Koelon
vermelding verdient, omdat in den naam een spoor schijnt overig
te zijn van de schahbandarij Gemoelak of Goemoelak, die in
den tijd der Compagnie onder de handelsplaatsen in de nabijheid
van Samarang genoemd wordt 2). Is men even voorbij Karang
tengah de Kali Boejaran of Kali Kondang, een een weinig
*) Van Rees, t. a. p. 224 v.; Gerdessen, Vijf ja a r gedetacheerd. 37.
") Zie Dl. II., bl. 468. Ik moet evenwel hier herhalen wat ik aldaar in
de noot opmerkte, dat op oude kaarten (die van Valentijn en die in het VII“
deel van de Jonge’s „Opkomst“) de rivier van Gemoelak gelegen is ter
hooger zieh van de Kali Sampangan afscheidende mondingsarm,
overgestoken, dan bevindt men zieh in het district Demak en
doorkruist het particulier land Kali Kondang, steeds door tooneelen
van hetzelfde karakter omgeven. Nog verdient opmerking, dat
längs den postweg een kanaal loopt dat Samarang met Demak
verbindt en dat zieh van Demak in dezelfde oost-noordoostelijke
richting voortzet tot Tangoei Ángin aan de rivier van dien naam,
die de grens tusschen Samarang en Djapara vormt. Dit kanaal
dankt het aanzijn aan de in 1808, onder het bestuur van Daendels,
door den Regent van Demak verordende maatregelen om den
moerassigen bodem der vlakte van Demak droog te leggen en
duizenden bunders land voor den rijstbouw te winnen, door het
overtollige water naar de rivieren van Demak en Tangoei Angin
af te voeren. Het ongeveer 30 voet breede kanaal is in den
oostmoeson op onderscheiden plaatsen droog, maar in den west-
moeson is het voor zeer kleine prauwen bevaarbaar en bewijst
het aan den binnenlandschen handel niet onbelangrijke diensten,
vooral ook wijl de reis over zee dan minder veilig is ').
De tegenwoordige beteekenis der negerie Demak beantwoordt
niet aan hare historische vermaardheid; te minder behoeven wij
er lang bij stil te staan, daar de overblijfselen die aan de over-
levering omtrent de vroegere grootheid gezag bijzetten, slechts
weinige in getal zijn. De beroemde moskee van Demak, het
werk van haar eersten Sultan, is in 1845 verbouwd en heeft
van den ouden bouw slechts eenige met snijwerk versierde pilaren
bewaard J). Op de plaats van het oude vorstenverblijf is
later het zoutpakhuis Verrezen 3). Alleen de graven der drie
vorsten die te Demak geheersebt hebben, Panembahan Djimboen,
Pangéran Sabrang Lor en Pangéran Tranggänä, worden nog in
de nabijheid der moskee aangewezen: dat van eerstgenoemden
plaatse waar op nieuwere de Kali Kondang voorkomt, die op de topographische
kaart van Samarang Kali Boejaran heet. Deze nu ligt merkelijk meer
oostwaarts dan het tegenwoordige Gemoelak.
, ‘ ) Daendels, Staat, 112, gebruikt een wel wat sterke nitdrukking, als hij
die moerassen een „binnenzee“ noemt. Zie verder Kussendrager, Java, 181 v.;
Roorda v. Eys. Ld. en Vk. III. 3. 25; Bleeker in T. v. K. I. 1850, I. 24;
Rochussen, Toelichting. 146. 1 2) Zie Dl. ü . 194. 5) Dl. ü . 203.