
31 pa al, van Magelang 10 palen verwijderd. Ook gaat vandaar over
Banjoe Timoempang, eerst in noordoostelijke, dan in meer oostelijke
richting, een weg naar de Soerakartasche grens, die, juist door den
beschreven inspringenden hoek, over den zadel tusschen Merapi en
Merbaboe naar Sela voert. Het terrein dat nog ten noorden van dien
hoek tot het district Probolinggo behoort, is, zooals men gemakkelijk
kan nagaan, reeds bedekt door de zuidwestelijke hellingen van
den Merbaboe, die met zijne in wijden omvang uitstralende ribben
en voorbergen ook de beide nog overblijvende districten van
Kadoe, Balak en Ngasinan, geheel bedekt.
Het district Balak strekt zieh, längs de noordzijde van het
district Probolinggo, van de Elä tot aan den top van den Merbaboe
uit. Zijn hoofddorp Tegal Redjä is slechts 6 palen van
Magelang verwijderd en van Moentilan het gemakkelijkst längs
den omweg over die plaats te bereiken, al zijn'er ook voetpaden
die meer rechtstreeks derwaarts voeren. Hoe de Merbaboe zieh
van deze zijde vertoont, is reeds vroeger geschetst ’), en eene
nadere kennismaking met zijne kruin moet tot het volgend hoofdstuk
bewaard blijven. Yan Tegal Bedjä gaat over Pakis een 101 paal
lange weg tegen de berghellingen op naar het vroeger door
zijne theetuinen zoo bekende Ledok Sewoe, in het district Ngasinan,
op het noordwestelijk voorland van den Merbaboe en op eene
hoogte van omstreeks 1400 meters gelegen. Rechts van dien weg,
ter plaatse waar bij zieh, nabij de grens van Ngasinan, meer
noordwaarts ombuigt, en veel dichter bij de krnin van den Merbaboe,
ligt, op eene hoogte van ruim 1700 meters, het dorp
Gedakan, waar in een bamboezen hutje, op eene piek waar
vroeger een Hindoe-dorp verrees, de op bladeren geschreven
aanteekeningen bewaard moeten worden van een in de nabijheid
begraven Boeddha-priester, Panembahan Windoe Sana geheeten,
wiens nakomelingen, schoon tot den Islam overgegaan, zjjne
nagedachtenis in hooge eere houden 2).
■) Bl. 539—543.
2) Ik schrijf deze bijzonderheden, niet zonder eenigen schroom, in de voor-
onderstelling, dat Gedakan op de topographische kaart van Kadoe, Kada-
kang op de kaart van Junghuhn, Kedagan bij Kussendrager, „Java,“ bl. 201,
pn Kedaka, „residentie Kadoe,“ hl. 3, vermeld, allen verscheidenheden van
De hellingen van den Merbaboe zijn in het district Balak rijkeljjk
met koffie beplant; maar het doet in dat opzicht toch onder voor
het district Ngasinan, waar de koffiecultuur minstens met die van
Bandoengan gelijk Staat, zoo zij die niet overtreft. Gelijk in de
afdeeling Malang in Pasoeroean is ook hier de koffiecultuur in
sommige streken eene volkscultuur geworden, dat wil zeggen eene
cultuur waaraan zieh de bevolking zonder eenigen dwang uit
vrije beweging wijdt. De trachietisehe voorbergen van den Merbaboe,
de Djäkäpekik, de Andong, de Tjelengan1) , dieeengroot
deel van dit district bedekken, bieden daartoe schoone gelegenheid.
Yooral op het Andong-gebergte komen aanzienljjke vrijwillige
aanplantingen voor en worden de erven der inlanders vaak geheel
met koffieheesters volgeplant 2).
De hoofdplaats van het district Ngasinan heet Grabak en ligt
in het zeer breede en waterrijke dal van de E lä , west-noordwest
van den Djäkäpekik eu den Andong, op een rechten afstand van
hoogstens drie kilometers van Medänä, de eerste belangrijke
plaats die wij op Kadoeschen bodem betraden 3). Wil men echter
per as van Grabak naar Medänä reizen, dan heeft men een weg
te maken die 81 paal lang i s ' men moet dan van Grabak west-
waarts gaan, tot men, op 1 paal afstands van Setjang, den weg
van die plaats naar Medänä bereikt, en dan dezen weg in noordoostelijke
richting volgen. Ook van Tegal Redjä kan men Grabak
slechts längs grooten omweg met rijtuig bereiken. Men moet
dan öf den weg naar Ledok Sewoe volgen en vandaar naar
Grabak afdalen , öf een weg kiezen die Tegal Redjä met den grooten
weg van Temanggoeng naar Magelang verbindt, en , na dien een
halven paal gevolgd te hebben, den dwarsweg inslaan die over
Poetjang voert. Längs eerstgenoemden bedraagt de afstand 17,
längs den tweeden 16 palen.
Niet ver van Grabak, aan den voet van den berg Andong, komt
in het geheel met sawahs bedekte dal eene warme bron te voordenzelfden
naam zijn, en met het doel om de herinnering aan die hand-
schriftcn te verlevendigen, die in een statistische beschrijving van Kadoe van
1822 vermeld worden, maar sedert weder in vergetelheid zijn geraakt.
>) Zie boven, bl. 519, 541. 2) De residentie Kadoe, bl. 111.
3) Boven, bl. 538.