
Ketawang werd gegeven ’). Een dergelijk kanaal, meer west-
waarts bij Wawar, kwam gereed in 1874 3). In 1875 werd een
dam in de Lo Oeloe gelegd, ten einde haar water op te stuwen
in de leiding Kedong Samah 3). In de beide volgende jaren be-
paalden zieh de werkzaamheden tot een sluis in de monding
der leiding Sedagaran, die ook al tot het groote plan der droog-
legging van de Rawa Wawar behoort *). Het in 1878 opge-
vatte plan, om door bet leggen van een dijk längs het Ketawang-
kanaal van Sengârâ tot Patoet het nut van dat kanaal te ver-
meerderen en het water der rivier Djali buiten de rawa te sluiten,
zal vermoedelijk ook wel reeds een begin van uitvoering gekregen
hebben 5). De vlakte van Bagelèn levert juist aan Nederlandsche
ingénieurs een bij uitnemendheid gesehikt terrein om hunne
bekwaamheid in het ontwoekeren van land aan de macht der
watergoden te toonen. Eer Bagelèn Nederlandsch werd, was
bier alles aan de krachten der natuur overgelaten ; sedert de
inlijving wordt zijne vlakte door de werken der genie tot een
tweede Nederland gemaakt, en men heeft zieh door de aanwinst
van uitstekende gronden voor den landbouw beloond gezien. Maar
ook bier blijft steeds het gevaar, dat de krachten der natuur,
verbolgen over den haar opgelegden dwang, zieh losrukken
en vreeselijk wreken zullen.
De cultuur van indigo en kaneel, vroeger in de Bagelèn-
sche vlakte op last der Regeering gedreven, heeft opgehou-
den te bestaan; maar de Handelmaatschappij heeft er nog eene
indigo-onderneming, waarvoor de gronden in verscbillende di-
stricten van de bevolking gehuurd worden. In 1875 werden 5956,
in 1876 9846, doch in 1877 slechts ongeveer 2500 kilogram-
men indigo verkregen. De te groote uitgebreidheid en verspreiding
der aanplantingen heeft in de laatste jaren tot aanmerkelijke
beperking geleid 6). Wat den inlandschen landbouw betreft is
') Kol. Yersl. 1874.182. *) Kol. Ycrsl. 1875.179. s) Kol. Yersl. 1876. 129.
4) Kol. Yersl. 1877. 153; 1878. 131.
s) Het Yerslag over 1879, bl. 130, spreekt slechts in het algemeen over
verbeteringen aan de waterleidingen.
'•) Kol. Yersl. 1877. 205; 1878 193. Ygl. Atlas van Bagelèn. 23.
natuurlijk rijst het hoofdproduct, maar daarnevens wordt op belang-
rijke schaal de cultuur van djagoeng, katjang, kedele, katela,
kapas, djarak en tabak ’) gedreven.
Het is evenzeer te verwachten, dat in deze vlakte de schoonste
en volkrijkste desa’s en negerien van deze residentie zullen ge-
vonden worden, als dat de natuur er weinig bijzonder opmer-
kenswaardigs zal opleveren. Yolgen wij den weg door de voor-
malige Ambalsche districten, die op 1 ä 1J paal afstands tamelijk
evenwijdig met het strand loopt, dan bereiken wij van Karang
Bölong uit de districtshoofdplaatsen Poering en Petanahan na
61 en 11 palen te hebben afgelegd. Yan Petanahan naar de
voormalige regentschapshoofdplaats Ambal hebben wij weder 11
palen af te leggen en gaan daarbij de Lo Oeloe of Kali Troen-
toeng -) over, door middel van de fraaie steenen boogbrug,
waarvan de bouw in 1871 aangevangen en in 1877 voltooid werd.
Eene harer bogen heeft eene spanning van 34 meters. Zelfs onder de
bruggen dezer residentie, waarvan verscheidene als meesterstukken
van architectuur geroemd worden, neemt zij eene eereplaats in 3).
Ambal is een nette, stille plaats, met een grootealoen-aloen,
beplant met prächtige waringins; zij drijft een belangrijken rijst-
handel met Jogjakarta, doch biedt niets dat ons tot eenig op-
onthoud kan nopen. Wjj reizen dus dadelijk door naar Ketawang,
de 123- paal verder gelegen districtshoofdplaats van Wanarata.
Op weg derwaarts passeeren wij het Wawar-kanaal, en daar aange-
komen kunnen wij dat van Ketawang leeren kennen. De voormalige
districtshoofdplaats Wänärätä ligt nog 3£ paal verder, en vandaar
hebben wij nog 81 paal af te leggen, om bij Djägäbajä, entegen-
over Tjongot of Semanggi, bet punt der vereeniging van de
Lerang met de Bägäwäntä te bereiken. Het is eerst van dit
punt af en tot aan hare monding dat de Bägäwäntä, die overi-
gens geheel tot Bagelen behoort, de grens tusschen die residentie
en Jogjakarta vormt. Opmerking verdient het dat dit gedeelte,
niettegenstaande de Lerang zieh onder een nagenoeg rechten
hoek in de Bägäwäntä stört, door de inlanders als de
Ä Zie over deze producten D. I. 532, 534, 535, 537, 545, 546.
*) Zie D. I, bl. 58. 3) Kol. Yersl. 1872. 111; 1874. 129 y.; 1878. 130.