
of Kali Pörong, welke laatste de zuidelijke grens van Sidäardjä
tegen Madjäkertä en het Pasoeroeansche regentschap Bangil be-
schrjjft. Zij is de grootste en merkwaardigste delta van Java
en is van het noorden naar het zuiden 24 palen breed en van
het oosten naar het westen 29 palen lang. „Deze delta was
(het zijn woorden van Dr. Bleeker die ik hier aanhaal), eenige
eeuwen geleden, de ruime baai, nabij welker strand de hoofd-
stad gelegen was van het rijk van Mädjäpahit, welker rulnen
thans 26 palen hemelsbreedte van de zee verwjjderd liggen.
Evenals de delta’s van alle groote rivieren oorspronkelijk een-
voudige zand- of modderbanken waren, was zulks ook het geval
met de delta van Soerabaja. In vroeger tijden eindigde de rivier
van Kediri nabij de hoofdstad van Mädjäpahit in zee. Toen de
delta zieh boven de wateren verhief, verlengde zieh de rivier
met twee breede armen allengs tot Soerabaja en Pörong. De
delta zelve is met meerdere kleinere rivieren doorsneden, welke
haar water ontvangen deels uit de hoofdarmen, deels uit de
rijstvelden, welke het nit de hoofdarmen afgeleide wateropnemen
en meer nabij het strand weder afgeven. De delta is daardoor
tot een der vruchtbaarste gedeelten van Java geworden en bevat
tbans de volkrijkste districten van Soerabaja“ ').
Deze körte en klare beschrijving is geheel in overeenstemming
met hetgeen ons onze vroegere beschouwing van het terrein geleerd
heeft, en als zij juist is , levert zij tevens het onmiskenbaar bewijs,
dat hier het rijk Djenggälä nooit kan gestaan hebben. Het is waar
dat de. vier noordelijke districten van Soerabaja nog allen den
naam Djenggälä, met bijvoeging der cijfers van I tot IY tot
onderlinge onderscheiding, dragen ; maar die naam schijnt in het
Kawi w i l d e r n i s te beteekenen en kan oorspronkelijk zeer wel
aan de natunr des lands ontleend zijn. Hij zou dan niet kwalijk
voegen bij den naam Rawapoelo, die aan de beide zuidelijkste
districten van het regentschap, längs de Kali Pörong gelegen,
gemeen is , en dien men zoo het schijnt door e i l a n d m o e r a s
zou knnnen vertolken.
In de delta-districten zijn rijst en sniker de belangrijkste
*) Bleeker inT. v. N. I. 1849, ü . bl. 19. Ygl. Jukes, Yoyageof the F ly ,II. 161.
cultures. Yan de 19 suikerondernemingen die in 1879 in de residentie
op contract met het Gouvernement gedreven werden, liggen 11,
t. w. Waroe, Sroeni, Boedoeran, Tjandi, Balongbendo, K rian ,
Ketegan, Tangoelangin, Pörong, Krembong en Watoetoelis, op
de delta, de 8 overige in Mädjäkertä. Yoor die elf fabrieken waren
4810 bouws door tusschenkomst van het Gouvernement en 480
vrijwillig op van de bevolking gehuurde gronden beplant. Het was
het laatste jaar waarin -de fabriekanten nog van den vollen Gou-
vernementsaan plant konden oogsten ; want op den aanplant voor
den oogst van 1880 is de eerste vermindering met toegepast ‘).
Behalve deze nog grootendeels op gedwongen arbeid rüstende
ondernemingen, kan Sidâardjâ nog de particulière suikerondernemingen
Pandjoenan, Popoh, Tawangsari en Toeloengan aan-
wijzen, die geheel op vrijwillige overeenkomsten met de bevolking
werken, terwijl Djabakota daar nog den suikeraanplant van
het partikuliere land Karah aan toevoegt. Yoor de fabriekanten
is de spootweg, die midden door Sidâardjâ ga a t, een onbereken-
baar voordeel, en meer en meer wordt daarvan voor het suiker-
transport gebruik gemaakt.
Hetzjj men den postweg of den dicht bij dezen gelegden en hem
even voor Sidâardjâ en nogmaals te Tangoelangin kruisenden spoor-
weg volgt, nergens kan het oogin deze landstreek een onbebouwd
plekje ontdekken. Overal ziet men rijst- en suikerrietvelden, slechts
afgewisseld door talrijke, dicht bevolkte dèsa’s en door fabrieken
wier rookende schoorsteenen van bedrijvigheid en welvaart getui-
gen. Natuurlijk verdient voor hem die het land wil leeren kennen
een rit längs den postweg de voorkeur boven den ijlenden spoor-
wagen ; te meer wordt die voorkeur door de schoonheid van den
posttfeg zelven gewettigd. Die weg is breed, effen, keurig onder-
houden, met lommerrijke tamarinde-boomen beplant, doorsneden
door tal van riviertjes, in wier kalmen st'r'oom zieh een menigte
prauwen spiegelen, en wier door wuivend bamboeloof bescha-
duwde oevers door niet zelden schilderachtige bruggen van allerlei
vorm en samenstel verbonden zijn.
E r is slechts één gedeelte van de delta dat niet in de alge-
Eol. Yerslag 1880, _blz. 109. Zie boven Deel 1 , blz. 553, D. II, bl. 699.