
linkerzijde het oog op de Citadel van Weltevreden, Fort Prins
Frederik genaamd, waarvan de ligging reeds boven ') werd aan-
geduid. Het fort behoort tot het door den Gouverneur-Generaal
van den Bosoh voor de verdediging van Batavia ontworpen plan,
dat echter nooit volledige uitvoering heeft erlangd. Yolgens dat
plan toch moesten de voornaamste wijken van Batavia: Molen -
vliet, Bijswijk, Noordwijk, Koningsplein, Weltevreden, Goe-
nong Sahari, te zamen door een gebastionneerden aarden wal
omsloten zijn en bij een aanval zooveel doenlijk door inundatien
gedekt worden. Men begon met het fort, dat het middelpunt van
het geheel zou vormen. Den 31sten Augustus 1837 werd door
Prins Hendrik der Nederlanden, die toen als adelborst op het
oorlogsfregat de Maas eene reis door Nederlandsch-Indie maakte,
de eerste steen daarvan gelegd. Ofschoon klein van omvang is
het goed versterkt, terwijl door bomvrije kazernes en een artesischen
put de verdedigbaarheid zooveel mogelijk verhoogd is.
Maar toen het fort voltooid was, is de uitvoering van het plan
niet voortgezet. Men werd eerst door de verbazende kosten te-
ruggehouden en later veranderden de inzichten omtrent de doel-
matigheid van het geheele plan. Of het' gei’soleerde fort, vooral
ook in verband met de groote veranderingen die de wijze van
oorlogvoeren in de laatste jaren ondergaan heeft, thans nog eenige
militaire waarde bezit, ben ik niet bevoegd te beoordeelen.
Tot de Sluisbrug genaderd gaan wij die niet over, maar slaan
rechtsaf den weg in die tusschen de noordzijde van Weltevreden
en den rechteroever van den nieuwen loop der Tji Liwong
gaat. Het eerste gedeelte daarvan, Postweggeheeten, looptlängs
het Algemeen Postkantoor, waarvan hierboven reeds melding
werd gemaakt. Bij het Postkantoor liggen ook de gebouwen der
Gouvernements-Paardenposterij, waar de reiziger die zieh bij
een huurkoetsier of logementhouder voor den gewonen prijs van
5 gulden per dag van een reiswagen heeft voorzien, tegen be-
taling volgens vast tarief de paarden bekomen kan waarmede hij
zijn reis over Java kan aanvangen.
Yerderop bereikt men den Schouwburg, die in 1821 werd
*) Biz. 33.
opgebouwd uit de afbraak van het voormalige Chineesche hos-
pitaal en bij gebouwen, daartoe welwillend door de Regeeringaf-
gestaan. Uitwendig heeft het gebouw niets aantrekkelijks, maar
het inwendige wordt wegens den goeden smaak en de doelma-
tigheid der inrichting geprezen. De zaal is ruim en luchtig en
ofschoon zij loges en galerijen mist, maakt een Jonische ko-
lonnade een scheiding tusschen de allengs oploopende zitplaatsen
der heeren in de binnenruimte, en de eenigszins verheven zitplaatsen
der doorgaans met groote luxe gekleede dames daar-
buiten. Het geheel lijkt meer op een concert- dan op een too-
neelzaal. Aanvankelijk werd deze schouwburg, gewoonlijk eens
in de maand, door liefhebbers onder het personeel derambtena-
ren en officieren bespeeld. Thans geschiedt dit door tooneelspe-
lers van professie; maar men zou zieh zeer vergissen als men
meende dat in dezen tempel der kunst nog de Nederlandsche
Tooneelmuze werd gehuldigd. Ware Java eene deensche kolonie,
er zou in het theater door deensche tooneelspelers en zangers
deensch gesproken en deensch gezongen worden, maar daar het
aan Nederland behoort, wordt er natuurlijk aan fransche acteurs
de voorkeur gegeven. Men kan gemakkelijk nagaan, dat het juist
niet de uitstekendste kunstenaars zijn die zieh zoo ver van huis
begeven om de fortuin na te jagen in een gewest dat de gezond-
heid der Europeanen met vele gevaren bedreigt, en dat er wel
eens perioden van langdurigen stilstand in de voorstellingen voor-
komen. Toch is het Bataviaasch tooneel meestal beter, dan men
verwachten zou; want men heeft er veel voor over en betaalt
aan een prima doona to t/1 5 0 0 a / ’1800 ’s maands. Yooral opera-
voorstellingen worden altijd goed bezocht; wanneer er echter al-
leen gesproken wordt, is de zaal dikwijls siecht gevuld. Muziek,
vooral wanneer zij niet te zwaar, niet te ernstig, maar vroolijk
en op windend is , wordt door het Bataviaasch publiek zeer ge-
waardeerd en ook in den Schouwburg genoten, al kunnen velen
de woorden niet volgen. Waar echter spreken de hoofdzaak is,
moet men de taal verstaan om te kunnen genieten; en daaraan
schijnt het velen, in weerwil hunner voorliefde voor al wat fransch
is , te haperen. De toegangsprijzen, vroeger hoog, maar later zeer