
des regentschaps, die 14f paal van Indramajoe verwijderd is. Een
binnenweg van 11 palen voert van Karang Ampel westwaarts
naar het derde district Sleman en komt, na zijne voormalige ge-
lijknamige hoofdplaats gepasseerd te zijn, uit bij de tegenwoordige,
Djati Barang, die schuin tegenover Oedjoeng aan de Tji Manoek
gelegen en met een rijweg van ruim elf palen lengte längs den
dicht bevolkten en met onafzienbare sawah’s getooiden rechter-
oever der rivier, ook rechtstreeks met Indramajoe verbonden is.
Het terrein waardoor al deze wegen voeren, is geheel vlak j en
de aaneengeschakelde rijstvelden zijn slechts hier en daar door
eenige plekken bosch, graswildernis of moeras afgewisseld. Voigt
men van Karang Ampel den grooten weg verder zuidwaarts,
dan laat men links een breeden zoom van moerassen en strand-
bosschen liggen, die oostwaarts eindigt in den hoek Oedjoeng
Tanah. Doch allengs nadert de weg weer tot de zee, terwijl
hij tevens, bijna zeven palen van Karang Ampel, de grenzen
van de afdeeling Indramajoe overschrijdt, en in Gegesik Lor,
het eerste district van de afdeeling Tjeribon komt, dat vooral
door de groote, zes palen westwaarts van den postweg gelegen
suiker-onderneming Ardja Winangon bekend is. Nog 14 palen
rijden wij verder, steeds door desa’s en sawah’s , en gedurighet
strand meer nabij körnende, tot wij het van ouds beroemde en
nog altijd belangrijke Tjeribon bereiken.
Tjeribon ligt vlak aan zee, in een klein längs het strand der
Bocht van Tjeribon uitgestrekt district, dat denzelfden naam draagt
en van alle kanten is ingesloten door een grooter,'Loewar Kota
(letterlijk: buiten de stad) genoemd, en dat ten noorden door Gegesik
L o r, ten westen door Palimanang en Ploembon wordt begrensd.
Kort nadat wij de grenzen van het district der hoofdstad betreden
hebben, bereiken wij de desa Astana, aan een gelijkna-
mig riviertje gelegen. De naam, die uit het Sanskriet of Perzisch
starnt, beteekent in het Maleisch v o r s te lijk e w o n in g , in het
Soendaasch en Javaansch v o rs te lijk e b e g ra a fp la a ts . Werkelijk
vindt men hier het graf van Tjeribons stichter, en wel op een
kleinen heuvel, die in de nabijheid van het strand plotseling uit
de aangeslibde vlakte oprijst. Die heuvel is de beroemde Goenong
Djati, waaraan zieh de legende oratrent de eerste prediking
van den Islam in deze streken en den oorsprong van Tjeribon
knoopt ’). De astana zelve verkeertin zeer vervallen toestand, maar
wordt nog steeds in hooge eere gehouden. In den omtrek krielt
het van bedelaars, die op de aalmoezen der grafbezoekers azen.
Een weinig verder, nog twee palen ten noorden der stad,
komt men door de desa Tangkil, waar de Resident en Secretaris
verblijf houden en ook enkele andere Europeanen gevestigd zijn.
De ongezondheid van Tjeribon, waarover straks nader, beeft
hen de wijk doen nemen naar deze günstiger piek. Het residentiehuis
is zeer schoon gelegen. Aan de voorzijde heeft men
een vrij uitzicht op het blauwe vlak der Java-zee, terwijl men
aan de achterzijde den blik laat weiden over uitgestrekte groene
velden en bosschen, tot aan de hellingen van den Tjerimai, wiens
trotsche kruin zieh in de wolken verbergt. De kazerne en stallen
der Djajang Sekars, mede te Tangkil gelegen, zijn natuurlijk
bij de opheffing van het corps van bestemming veranderd “).
In de nabijheid van Tangkil kan men ook nog eene door kunst
vervaardigde grot met vele kame rsen kronkelgangen bezoeken,
bij welke ook een fraaie vijver met eilandjes ligt, die bij het
verlaten der grot een verrassend gezicht oplevert3). Yan Tangkil
gaat, behalve den gewonen rijweg, die hier met een dubbele
rij prächtige tamarindeboomen beplant is, nog een tweede weg
naar de stad. Deze dichter längs het strand loopende weg voert
ons ook naar het aan zee gelegen logement.
De vestiging der Compagnie te Tjeribon was een uitvloeisel
van het met de Sultans in den aanvang van 1681 gesloten ver-
drag, waarin zij zieh het recht bedong om er eene versterkte löge
te mögen bouwen 4), Dat recht lietzij niet lang ongebruikt. Weihaast
werden de grondslagen gelegd van een fort, dat hier onder
*) Zie Dl. I I , bl. 191, waar deze astana reeds kortelijk beschreven is. Zie
ook Roorda v. Eysinga, Reiz, en Lotg. III. 68, Ld. en Yk. III. 2. 445; Oli-
vier, Ld. en zeetogten, I. 484; Buddingh, Ned. 0. I., I. 138 ; v. Seven-
hoven in T. v. N. I., I. 256; Kussendrager, Java. 135; y. Rijckevorsel,
Brieven. 335. 2) Zie boven, blz. 106.
s) Roorda van Eysinga, Reizen en Lotg. III. 69.
4) Zie Dl. H. bl. 399 v.