
Djati Wangi en Radja Galoe, verontrust door een oproor, waarbij
een rooverhoofd, Bagoes Serriet geheeten, in naam de voorganger
was, maar dat ongetwijfeld veel dieper liggende oorzaken had dan
de zucht om zieh door plundering te verrijken. De muiters begonnen
hunne taak met het verbranden der desa’s Radja Galoe, Palimanang
en Bandjaran, en de Resident en twee welgezinde inlandscbo
hoofden werden de slachtoffers van hun ijver om den euvelmoed
der opstandelingen te betoomen. In allerijl werd eene militaire
expeditie uitgerust, en te Palimanang een kampement voor de
troepen ingericht. Het oproer werd spoedig onderdrukt en Bagoes
Serriet, na uitloving eener premie aan de onzen overgeleverd,
onderging de doodstraf'); maar desniettemin werd besloten te
Palimanang, dat juist in het middelpunt der residentie gelegen
is , eene kleine redoute te bouwen, sterk genoeg om een inlandschen
vijand in bedwang te houden. Zij werd in 1821 voltooid en met
vier stukken bewapend. Bit verhinderde echter niet, dat in 1830
in dezeifde streken weder onlusten uitbraken , over welker oorzaak
veel is getwist, doch waarvan de wäre reden ongetwijfeld wel
daarin is te zoeken, dat eenige leden der vorstelijke familie,
naar herstel van het verloren gezag strevende, gebruik maakten
van de ontevredenheid die bij de bevolking door de invoering
der indigo-cultuur opgewekt was 5). Palimanang werd ook nu als
het broeinest der ongeregeldheden beschouwd en een drietal hoofden
dier afdeeling werden, bij het dempen der onlusten, tijdelijk of
levenslang naar Banda gebannen. Rog heden schijnt men het
noodig te achten de redoute te Palimanang in stand te houden,
ofschoon in de laatste jaren een groot deel der versterkingen,
die met soortgelijk doel op verschillende punten van Java zijn
opgericht, langzamerhand verlaten zijn. Merkwaardig is het dat
de resultaten der verpleging van zieke militairen in het hospitaal
te Palimanang geroemd worden, in weerwil der groote wärmte
die deze plaats met de geheele vlakte van Tjeribon gemeen heeft.
Men schijnt dit aan de goede ligging van het hospitaal, de
*) T. v. K. 1 , HI. 2. 364. 1354, I. 316.
s) Tan Deventer, Bijdr. II. 195. v., 224, 227, 268 w ., 294 v., 310 vv.
betrekkelijke droogte der lucht en het uitmuntend drinkwater te
moeten toeschrijven ').
Palimanang heeft twee op contract met het Gouvernement
werkende suikerondernemingen: Glagamidang, met een aanplant
van 324, en Gempol, met een aanplant van 400 bouws.
"Wat echter te Palimanang het meest onze aandacht verdient,
zijn de natuurmerkwaardigheden die in zijn omtrek worden gevon-
den. De desa ligt namelijk op geringen afstand van het zieh aan
hare zuidwestzijde verheifende kalkgebergte, Goenong Kromong,
in oudere berichten „het gekartelde gebergte“ s) genoemd. Ju n g huhn
had de voorstelling dat dit gebergte zieh onmiddellijk aan
den Tjerimai aansloot en zegt dat het bijna het voorkomen heeft
van eene noordwaartsche verlenging der trachietribben die van
dezen kegelberg afdalen. Die voorstelling, waaraan zijne kaart
geheel beantwoordt, is echter eenigszins misleidend; want het
Kromong-gebergte is van den Tjerimai gescheiden door een vrij
diepe insnijding, het zadelvormig dal waardoor de Tji Beber stroomt
en de rijweg loopt die van Ploembon naar Radja Galoe en Madja-
lengka voert. In dat dal ligt ook, aan den voet van den Tjerimai,
de desa Lengkong, die Junghuhn te veel naar de oostzijde van het
Kromong-gebergte en te dicht bij Palimanang heeft geplaatst *).
Het Kromong-gebergte, ofschoon in zijn onregelmatige splijting,
zijn hoekigeu gekartelden vorm, zijn verbrokkeling in vele steile
rotspieken, de gaten en kloven waarmede het overal doorboord
of opengescheurd is, niet veel verschillend van andere dergelijke
kalkgebergten op Java, treft ons echter meer dan gewoonlijk,
omdat het van alle kanten, behalve de zuidzijde, met zijn woeste,
met bosch bedekte oppervlakte uit eene uitgestrekte vlakte oprijst,
terwijl het zieh in zijne hoogste spits tot 585 meters verheft.
Het bestaat uit witachtig gelen en dichten kalksteen, die vele
zeeschelpen en koralen bevat, en vormt op vele plaatsen op zieh
zelf staande rotswanden, van 50 tot 100 voet hoogte, en veelal
als met trappen uitspringende. Maar vooral merkwaardig zijn de
') Roorda v. Eys., Reizen en Lotg. I. 217.
a) Roorda v. Eys., Ld. en Tk. III. 2. 443.
3) Zie de topographische kaart van Tjeribon.