
Van "Watoe-dodol loopt de weg dicht längs bet strand en over-
Bchrijdt een aantal beken die van het Idj&n-gebergte afvloeien;
bij Ketapang echter, waar een kolossale boom den zeevarenden
tot baak dient, buigt de weg zieh weder een weinig van de
kust af. Spoedig verändert nu ook het karakter van het land-
schap, en aangenaam is men verrast wanneer men eensklaps
den lachenden omtrek van Banjoewangi, met zijn amphitheater
van sawah’s , koffie- en kokosplan tsoenen, tusschen de straat
Bali en het hooge gebergte geklemd, zieh voor zijn blik ziet
ontrollen ').
Banjoewangi beteekent g e u r i g wa t e r ; het is eigenlijk de naam
van het stadje dat wij thans betreden, maar bij uitbreiding is hij
aan het geheele landschap gegeven. De oorsprong van den naam
wordt verklaard uit de volgende legende. Voor meer dan 400 jaren
regeerde in dat land de vorst Sindoe Bedjä, wiens patih, Sidä
Päksä , eene zeer schoone vrouw had van Brahmaansche afkomst,
Sri Tandjong geheeten, die den Vorst eene onbedwingbare hartstocht
had ingeboezemd. Om zieh van de lästige tegenwoordigheid
van haar echtgenoot te ontslaan, zond hij hem naar den Idjen om
vandaar een bloem te halen die eeuwigejeugd en onsterfelijkheid
schenken kon, overtuigd dat hij , wegens de moeielijkheden aan
den tocht verbonden, zoo ooit, zeker niet spoedig zou terug-
keeren. In zijn afwezen vervoegde de vorst zieh ten huize der
vrouw en trachtte haar te spreken; zij weigerde echter hem te
woord te staan, maar liet hem door eene dienares vragen wat hij
verlangde, en toen hij hevigen dorst voorwendde, liet zij hem
door dezelfde dienares een dronk water reiken. Met woede en
wraakzucht in het hart begaf zieh de vorst weder naar zijn dalem,
en toen kort daarna de P a tih , zeer onverwachts teruggekeerd,
verslag van zijne zending kwam doen, maakte Sindoe Redjä hem
diets dat zjjne vrouw hem ontrouw was geworden, en bood aan
hem het bewijs daarvan te leveren. In razende ijverzucht ontstoken
') Zie over den weg van Badjoelmati n a a r Banjoewangi Bleeker, T. v. N.
1 .1 8 4 9 , I I . 134—137; Teysmann, N. T. v. N. X. X I. 173 v .; Buddingh, N.
O .I ., I . 402 v.; Ju n g h u h n , Ja v a , I I . 976—980; S tö h r , d ieProv.Banjuwangi.
13 v., 2 1 ; Epp, Schilderungen. 478.
snelde de Patih naar zijne woning, sleurde Sri Tandjong, in weerwil
dat zij hare onschuld met de duurste eeden bezwoer, naar de
rivier die nog Banjoewangi besproeit, en stak haar den kris in
het hart. Sri Tandjong had den moordenaar voorspeld dat , ten
bewijze harer onschuld, haar bloed wit zou zijn, en werkeljjk
vloeide een wit in plaats van rood vocht uit hare wonde. De
Patih, verbaasd over dit wonder, trachtte zijn kris in de rivier
af te wasschen, en nu geschiedde een nog grooter wonder: de
enkele bloeddroppelen die aan de kris waren blijven kleven,
schonken aan het water een liefelijken geur, die het sedert
moet zijn bijgebleven, ofschoon het nog geen Europeeschen
bezoeker gelukt is daarvan iets te bespeuren. Men zegt dat,
sedert deze gebeurtenis, elke bewoner van Banjoewangi, wanneer
hij van de reis komt, het eerst zijn eigene woning be-
treedt, om zieh niet als Sidä Päksä door valsche berichten te
laten misleiden ').
Banjoewangi, ofschoon slechts eene bevolking van hoogstens
10,000 zielen bevattende, behoort niet tot de minste der steden
van Java; jammer slechts dat de moerassen die hier aan de
kust gevonden worden, haar door hunne miasmen verpesten.
De stad is berucht om hare ongezondheid, en niet zelden
heerschen er verderfelijke heete koortsen. Overigens is de lig-
ging eene der schoonste van Java, en de netheid der plaats voor-
beeldig, zoo men de vuile kampong der Balineezen uitzondert.
De handel is er niet onbelangrijk en de door Straat Bali naar
Europa terugkeerende schepen doen doorgaans Banjoewangi aan,
om een voorraad in te nemen van het voortreffelijk drinkwater
dat de rivier oplevert, en dat door eene waterleiding wordt ver-
spreid. De haveninrichting, die ook hier vroeger te wenschen
overliet, is in de laatste jaren veel verbeterd. De haven werd
beschermd door een ver uitstekende landtong, die echter een
zwakken dam vormde tegen den golfslag en in 1872 door een
doorbraak gedeeltelijk weggeslagen werd. Men heeft toen zoowel
') Met eenig verschil wordt deze legende verhaald door Epp, Schilderungen.
479 v. en T. v. N. I. 1849, I I. 260 v . , en door B u d d in g h , N. O.
I . , I. 404 v.