
keerscht, wordt slechts gestoord door het murmelen van het
water, het fladderen en tjilpen van enkele vogels in ’tgeboomte
en het smakken der vischjes die het meer in ontelbare scharen
bevolken.
Deze vischjes, behoorende tot de soort die de Javanen ikan
wader noemen, zijn 10 a 12 centimeters lang, donkergroen op
den rüg en zilverkleurig op den buik, en, daar zij gemeenlijk
door de bezoekers dezer plaats gevoederd worden, zoo mak,
dat zij bij de komst van vreemdelingen dadelijk in dichte drom-
men toeschieten, en elkander schier uit het water dringen om
den gehoopten buit mächtig te worden. Het is dan niet moeielijk
ze met de hand te grijpen, maar de Javanen, die er een soort van heiligen
eerbied voor koesteren, laten ze altijd met vrede en zien dit ook
liever van anderen. Het is op zulke plaatsen dat zij gaarne hnnne
slamatans of offermalen houden tot voldoening hunner geloften,
wanneer hunne beden om herstel van krankheid of uitredding
uit gevaren verhoord zijn ').
Het district Karanglo, waarin Lawang gelegen is , heeft tot
hoofddorp Pagentan, dat ook wel Karanglo genoemd wordt, maar
meest den naam van het voormalige rijk Singäsari draagt, zoo ver-
maard in de oude geschiedenissen van Java. Pagentan is längs
den fraaien, de schoonste gezichtspunten biedenden postweg 5 |
paal van Lawang verwijderd, en wij kiezen dezen boven den
spoorweg, omdat wij den klassieken bodem dien wij hier betreden,
meer van nabij willen leeren kennen. Ruim drie palen
bezuiden Lawang wordt de weg gesneden door de Kali Getih,
de Bloedrivier. De naam doet eene bijzondere kleur van het water
vermoeden, doch het wordt bij de nadering zelfs bijzonder hel-
der bevonden; de naam is dan ook volgens de overlevering slechts
ontleend aan den strijd die hier gevoerd is tusschen Lemboc
Amidjäjä, vorst van Singäsari, en Klänä RänggäKoesoemä, patih
van Klänä Ränggä Poespitä, vorst van Bali, die dezen veldheer
tegen Singäsari had uitgezonden, omdat Lemboe Amidjäjä hem de
hand zijner dochter Dewi Kili Soetji geweigerd had. De vlakte van
Bedali, waardoor de rivier stroomt, was het tooneel van den
■) Heering, 2e brief; Schill, bl. 44 v.; Biang-lala I. 2. 2, IV. 1. 158.
strijd, die den vorst van Singäsari op eene geduchte nederlaag
te staan kwam. Het bloed der verslagenen, dat door de aarde
niet verzwolgen kon worden, vormde de rivier, die nog den naam
van Bloedrivier draagt. Van dit oogenblik begon de luister van
Singäsari te tanen *).
Kort nadat men de rivier is overgegaan, vindt men aan de west-
zijde van den weg de breede laan die naar de rui'nen van Singäsari
leidt, waaraan reeds eenige bladzijden in het tweede deel van
dit werk gewijd werden 2). Ik heb dus alleen nog te melden, dat
de desa Singäsari of Pagentan een welvarend voorkomen heeft,
en dat er eene groote marktplaats, koffie- en zoutpakhuizen en
eene spoorweghalte worden aangetroffen. Längs den postweg,
die ook hier zijne schoonheid niet verloochent, zijn zeven palen
af te leggen tot Malang. Bij Blimbing, iets meer dan haiverwegen,
zondert zieh een zijtak af naar Toempang, de hoofd-
plaats van het district Pakis; een paar palen verder verwisselen
wij het district Karanglo met het district Pakis, dat zijn naam
aan de hoofdplaats van het regentschap ontleent.
Malang ligt op eene hoogte van 443 meters boven de zee,
aan de snelvlietende Brantas, waar zij zieh kronkelt om den
oostelijken voet van den Kawi, en slechts een weinig beneden
het punt waar de Kali Bango zieh in haar uitstort, in welke
zieh vooraf een aantal beken hebben vereenigd, die van de
westelijke helling van den Tenger komen. Men moet, om Malang
te bereiken, de Brantas met eene brug overgaan; aan deze zij de
der brug ligt het oude blokhuis, sedert lang niet meer bezet,
en later tot een militair reconvalescentenhuis ingericht. Onder-
scheiden reizigers vermelden een nabij het blokhuis gelegen
steenen pasanggrahan, met bloemtuin en grasperk, en waar men,
als in een logement, alles wat men verlangde tegen betaling
bekomen kon 3); maar dat deze inrichting nog bestaat, nu ze
’) Burer, in Biang-lala, I. 2. 7; Buddingh, ÎT. 0 . 1., I. 379 v.; rgl. Hage-
man in T. v. I. T., L. en Vk., 1.51 ; Eigg, Journ. of the Ind. Archip.III, 544.
s) Blk. 109—112.
’) Rengers, Dagboek, 210; Jnkes, Voyage of the P ly , II. 98; Rigg,
Journ. of the Ind. Arch., III. 536; Biang-lala, IV. 2. 57; Hageman , in