
De postweg gaat van Pati naar Djoewänä grootendeels ljjnrecht
in oost-noordoostelijke richting steeds door de vruchtbare, maar
eentonige sawah-viakte. Bjj den post Goejangan (51 palen) wordt
de grens tusschen de regentschappen Pati en Djoewänä over-
schreden. De weg is op dit punt zeer dicht tot de Kali Djoe-
wänä genaderd, die vanhieraf met kronkelenden loop de grens
vormt tusschen het district Mantoep ten zuiden en het district
Djoewänä ten noorden. Op 3£ paal afstands van Goejangan ligt
Djoewänä aan den noorder- of linkeroever der rivier.
Djoewänä werd in den tijd der Compagnie onder de belang-
rijkste handelsplaatsen van Java gerekend; ook waren er scheeps-
timmerwerven waar groote zeeschepen gebouwd werden. Men
schreef destijds hären naam gewoonlijk Joana of zelfs Joanna,
en verviel later in een andere fout, toen de spelling Djawana of
Djewana in zwang kwam. Valentjjn schatte de bevolking, waar-
schijnlijk zeer overdreven, op 9000 huisgezinnen l); de plaats is
echter nog heden vrij volkrijk en huisvest eenige duizenden
Javanen, meer dan duizend Chineezen en een 40tal Europeesche
gezinnen, en het vertier is er niet onbelangrijk. De rivier heeft
hier eene breedte van 180 voet en eene diepte van 18 tot 30,
en er zouden dus vrij groote schepen tot voor de stad kunnen
komen, indien de breede modderbank vöör den in rechte lijn
omstreeks 5 kilometers van de stad verwijderden riviermond dit
niet verbood. De groote schepen, die hier koffie en suiker komen
laden , moeten op aanmerkelijken afstand van het strand ankeren.
Het uiterlijk der stad is zeer onaanzienlijk. Het Europeesche
gedeelte doet meer dan eenige andere plaats van Java aan een
°ud Hollandsch stadje denken, maar de meeste huizen zien er
vervallen u it, en ook het eenmaal vrij aanzienlijke fort, dataan
den rivier-oever is gebouwd en een steenen vierkant met vier
bastions vormt, maar thans geheel ontwapend is en als Gouverne-
mentspakhuis gebezigd wordt, ziet er oud en verwaarloosd uit.
De wijk der Chineezen, uit een reeks van längs den grooten weg
gebouwde steenen woningen in de nabijheid van het fort be-
staande, heeft een onzindelijk voorkomen. De dalam van den regent,
') IV, 1. 30.
de aloen-aloen, de groote pasar, de bamboezen woningen der
inlanders met de dwarswegen en bijpaden die ze scheiden, heb-
ben niets aantrekkelijks; alleen een laan van hoog geboomte,
die echter slechts een geringe lengte heeft, strekt de kom der
Kota tot sieraad ').
Ik mag niet verzuimen hier met een enkel woord eene onder-
neming te vermelden, die aan Djoewänä eene betere toekomst
belooft en van overwegend belang zal zijn voor de ontwikkeling
van een der vruchtbaarste en volkrijkste gedeelten van Java. In
September 1881 heeft zieh te Amsterdam eene vennootschap
gevormd voor den aanleg van een stoomtram, die Samarang
over Demak, Koedoes en Pati met Djoewänä zal verbinden. De
weg zal een lengte hebben van 87 kilometers, en het kapitaal
der onderneming is op vier millioen gesteld. Ofschoon het bedrag
niet geheel is volteekend, is toch het tot stand komen der
onderneming aan geen redelijken twijfel onderhevig. E r zal een
begin gemaakt worden met de sectie Samarang-Koedoes; in het
belang der Djaparasche suikerfabrieken is het te hopen, dat
spoedig de middelen zullen gevonden worden, om er ook de tweede,
kleinere helft aan toe te voegen.
Na de rivier van Djoewänä met een drijvende brug te zijn
overgegaan, komen wij in het. district Mantoep, dat zieh längs
de grens van Rembang in een smalle strook tot aan de zuid-
grens der residentie Djapara uitstrekt. De postweg gaat door dit
district recht oostwaarts en verwijdert zieh dus steeds meer van
de noordoostwaarts loopende rivier. Na een paar palen te hebben
afgelegd, bereikt men Ngerang, het hoofddorp van Mantoep, dat
een weinig rechts van den weg ligt. De laatste post op Djapa-
rasch gebied is Mangoenan, dat 5f palen van Djoewänä en I I
paal van het 30 voet breede grensriviertje Randoe Gentoeng ver-
wijderd is. Nog steeds loopt de weg door onafgebroken sawah’s,
maar aan de linkerzijde, waar hij van 1 tot 31 kilometer van
het strand verwijderd is, biedt hij nu en dan een blik op den
*) Bleeker, T. y. N. I. 1850, I. 41; Buddingh, N. O. L, Lj 266. Over de
rivier van Djoewänä heb ik reeds D. I , bl. 59, eenige bijzonderheden mede-
gedeeld.