
wärmte der strandvlakte gewoon zÿn en de weersgesteldheid is
in het algemeen minder aangenaam dan te Malang. Over het geheel
is de plaats s til, doch des Zondags wordt er markt gehouden
en heerscht er veel levendigheid en drukte. De omstreken
zijn rijk bebouwd en leveren vooral eene groote hoeveelheid
koffie op. In verband daarmede staat de koffiepelmolen voor de
zoogenaamde Westindische bereiding of natte pelling, die hier
in 1837 werd opgericht, en nog, ofschoon de nevelige lucht van
Batoe voor het drogen niet altijd günstig is en dikwijls tot
staking van den arbeid dwingt, de voornaamste inrichting van
dien aard is die op Java bestaat ’). In het Koloniaal Yerslag
over 1881 2) wordt medegedeeld, dat door drie particulière onder-
nemers in Pasoeroean, die volgens de in 1873 gemaakte bepa-
lingen s) voor de inlanders de koffie pellen welke ze aan het Gouvernement
moeten leveren, in 1880 ruim 6500 pikols supérieure,
op Westindische wijze bereide, koffie waren ingeleverd. De dus
behandelde koffie wordt afzonderlijk opgeschuurd, en wegens de
hoogere marktwaarde worden aan de ondernemers premiën uitge-
keerd, die, bij een verschil van minstens / 2.50, twee gülden,
en bij een verschil van meer dan / 5 .0 0 , drie gülden per pikol
bedragen. Genoemde inrichtingen hadden gezamenlijk / 19,676
aan die premiën ontvangen, maar daar aan den ondernemer van
Batoe alleen f 18,395 daarvan waren ten goede gekomen, blijkt
reeds hieruit ten duidelijkste' hoezeer zijne inrichting de overige
in gewicht overtreft.
Onder de plaatsen die in den omtrek van Batoe een bezoek
verdienen, behooren Segoendoe, Toenggoel Rânâ, Ngaglik en
vooral Singäriti. Segoendoe, drie palen noord van Batoe, aan de
Ardjoenä-helling, is bekend door zijn moestuinen en boomgaar-
den, waar Europeesche groenten, aardbeziën, pruimen en zelfs
perziken geteeld worden, en door een zonderlingen waringin die
met een nangka- en een anderen wilden boom zoo is samenge-
groeid, dat één stam drie soorten van bladeren en vruchten
') Zie oyer de gescbiedenis van dien pelmolen L. Bnrer in Biang-lala,
I. 2 , bl. 111 ; Bigg in Journal of the Ind. Archip. III. 507.
*) Bl. 168. 3) Stbl. n°. 54.
schjjnt te dragen; hjj is door de inlanders ter beveiliging met
een bamboezen pagar omgeven *). Toenggoel Ränl is een kleine
pasanggrahan met bijgebouwen en stallingen, die ongeveer 5
palen O.N.O. van Batoe op een vooruitspringende rib van den
Widadaren, ter hoogte van 1736 meters, is gebouwd. Wij zagen
reeds dat de plaats door Junghuhn bezocht werd, toen hij genoemden
bergtop besteeg, en dat hij met verrukking gewaagt van het
schoone uitzicht dat men op het terras vöör het aan de drie
andere zijden door het woud ingesloten gebouwtje geniet 2).
Ngaglik is eene badplaats een paal west van Batoe en ten noor-
den van den weg, met merkwaardige overblijfselen uit den
Hindoetijd, die wij reeds leerden kennen 3). Ook Singäriti 4)
bevat zulke overblijfselen, maar bovendien merkwaardige minerale
bronnen, die vermoedelijk reeds in den Hindoetijd tot badplaats
ingericht zijn geweest. Deze plaats ligt drie k vier palen
W.Z.W. van Batoe, in een kleinen dalgrond, aan drie zjjden
omsloten door grazige, vrij steile hellingen, — met andere woorden
in den hoek gevormd door den Radjeg wesi en den Goenoeng
Panderman, den noordelijken voorberg van den Kawi. Alleen
naar de noordöostzijde is het dal geopend en in die richting
daalt de beek die het al murmelend doorstroomt, naar het hoofd-
dal van Batoe af. De bron die zieh door deze beek ontlast, behoort
dus tot het gebied van den Kawi, aan wiens noordoostelijkenvoet
zij opwelt; zij ligt echter op een aanmerkelijken afstand van den
centralen bergtop, die door een sedert lang uitgebluschten krater
doorboord is. E r bestaat, wel is waar, een bericht dat de Kawi
nog in 1825 eene uitbarsting zou gehad hebben 6); doch dit
moet uit een of ander misverstand ontstaan zijn en wordt door
de gesteldheid van den top stellig weersproken.
De wateren van Singäriti worden opgevangen in twee uit
steen gemetselde bekkens, ongeveer 20 schreden van elkander
gelegen. Het hoogste is vierkant, met een middellijn van een paar
’) Burer in Biang-lala, I. 2. 113. 2) Boven, bl. 937. 3) D. I I , bl. 113.
4) De naam wordt zeer versohillend gesohreven: Singoriti, Singoeriti,
Sigoriti, Songoriti, Songgoriti, Sanggaretti en zelfs Singoredjo (op de kaart
van le Clercq). Ik heb den vorm gekozen die mij de waarschijnlijkstedunkt,
maar zekerheid ontbreekt mij. ä) Melvill vanCarnbee, inT. v. ü . I. YI. 621.