
bloeiende rozen hare bevalligheid ten toon spreiden. Het uitzicht
is Mer bijzonder sohoon; aan de voorzijde bij het hek in noord-
oostelijke richting naar het benedenland ziende, kan men bij
helder weder de straat van Madoera en de ter reede van Pasoeroean
liggende schepen onderscheiden. Een paar honderd schreden achter
den pasanggrahan ligt een heerlijke badplaats van koud wate
r, dat op den Ardjoenä ontspringt. In den laatsten tijd is
nabij Lawang een houten gebouw verrezen, dat tot logement
bestemd is.
Maar beteekent Lawang op zieh zelf niet veel, het dankt eene
benijdenswaardige vermaardheid aan zijne schoone omstreken.
Tan alle zijden is het omringd door bergen en heuvelen, bedekt
met bosschen en de prächtigste koffietuinen; en doorstroomd
door beken, met klaterende watervallen, die leven enfrischheid
verspreiden, terwijl de zuivere bergwind die er waait, de zenuwen.
stijft van den door de wärmte der strandvlakte verslapten bezoeker.
In deze frissche lucht schijnt ook in de wereld der dieren meer
opgewektheid te heerschen, dan doorgaans, bij dag althans, in de
tropische gewesten wordt waargenomen. Pauwen en apen, kalongs
en neushoomvogels vervullen de lucht methun gekrijsch en gegons,
en het ontbreekt niet aan liefelijke boschzangers, waartoe ik
echter het schel en doordringend geluid der garengs of cicaden
niet wil rekenen, wier al te ijverige zanglust de oorzaak is
geworden, dat het van hun naam afgeleide werkwoord a n g g a r e n g
in het Javaansch de beteekenis van d r e n z e n of z a n i k k e n
heeft erlangd. De Javanen gelooven dat deze diertjes van zelf
uit den grond voortkomen, geen voedseL gebruiken en slechts
40 dagen leven, en dat den 40sten dag nadat hunne stem het
eerst vemomen is , de regens zullen bedaren. Wie zieh Anakreons
ode op de cicade *) herinnert, zal, misschien niet zonder eenige
bevreemding, opmerken, hoezeer deze voorstellingen met die der
oude Grieken overeenkomen.
Omstreeks anderhalven paal links van den pasanggrahan rijst uit
den bergrug een kleine, maar zeer spitse top omhoog, die zieh
eön 300 meters boven het omliggende landschap verheft en den
naam van Kewedon draagt. Niet zonder eenige moeite kan hij
beklommen worden, maar die inspanning wordt ruim beloond
door het onvergelijkelijk schoone panorama, dat men van de
kruin geniet. De ontzaglijke Tenger-ruggen, in een donker woud-
kleed gehuld, ziet men zieh, den een achter den ander, in golvende
lijnen en stoute spitsen verbeffen; terwijl zij, naar het strand
allengs lager afloopende, om ten laatste zieh met zachte glooiing
in de blauwe wateren te verliezen, en in het zuidoosten naar
den Smeroe stijgende, als het wäre eene Titansbrug vormen,
waarlangs de zonen van Gaea uit het vlakke strand zullen
opklimmen, om de Goden in hun wolkenburg aan te tasten. Aan
de westelpke helling van den Smeroe ziet men een mächtige
rookkolom den krater ontstijgen, die, door het zonlicht als ver-
zilverd, naarmate zij zieh hooger boven den kalen bergtop verheft,
meer en meer zieh uitbreidt als een statigepluimveer, in de
hoogere dampkringslagen, door sterker luchtstrooming verwaaid,
in steeds lichter wolkjes weggedoezeld. Naar die bergruggen
stijgt het hoogland van Malang, met zijne helder getinte sawah’s ,
zijne rijke koffieplantsoenen, zijne kronkelende beken en zijne
bloeiende desa’s in zachte golving op, — een eeuwig groene
tuin, door een donker grauwen rotsmuur omheind. Aan de
westzijde verrijst eerst in het zuiden de breede Kawi, aan welks voet
Malang gebouwd is, en dien een zadel met raaagdelijk woud bekleed
schäkelt aan den Keloet. Die zadel is op zijne beurt door de schil-
derachtig woeste Indäräwati- en Andjasmärä-keten verbondeh met
het Ardjoena-gebergte, welks hoogstentop wij zeer van nabij, dicht
achter den pasanggrahan, zieh zien verheifen , terwijl van zijne zijden
een geelachtig-groen alang-alang-kleed afhangt, waarop zieh hier
kale, elders met donker tjemärä-woud begroeide plekken ver-
toonen, en dat aan zijn benedeneinde omzoomd is door een breeden
rand van welig bosch en vruchtbare sawah’s. Dan dwaalt het oog
naar het noorden, en overziet de stroomen en velden, de bosschen
en akkers van het vruchtbaar benedenland; het volgt de bochtige
kustlijn met hare uithoeken en inhammen, en herkent aan blinkende
strepen de plaats waar een stroom zijne wateren in zee