
neming, met een aanplant van 500 bouws, thans behoorende aan
den beer W. J. H. van Rijck. Zij is zeker eene der meest be-
kende suikerfabrieken van Java. Jammer dat ik er moet bijvoe-
gen: meer berucht dan beroemd! want zij dankt die bekendheid
niet aan bijzonder uitstekende werkwijze of buitengewone pro-
duetie, maar aan het ongunstig lieht dat hare geschiedenis op het
cultuurstelsel heeft geworpen en aan de blaam die de handelingen
te baren opzichte in de Kamerzitting van 1860—1861 der Re-
geering hebben op den hals gehaald ').
Wij brengen onzen tweeden uitstap naar het binnenland ten
einde door van Pangka over het 5 palen verwijderde Bandjaran
naar de hoofdstad terug te keeren en vervolgen thans vandaar
den strandweg in oostwaartsche richting naar de Pekalongansche
grens. De tooneelen die de weg aanbiedt, zijn ongeveer dezelfde
als op den weg van Losari naar Tegal, maar hij loopt, althans
tot aan de Kali Ramboet, veel dichter längs het strand, en aan
onze rechterzijde vertoont zieh het gebergte op gedurig kleineren
afstand. TJit het distriet Tegal komt men spoedig in Maribaja,
waarvan de hoofdplaats Kramat 5}- paal van Tegal verwijderd
is. Spoedig nadat men deze plaats voorbij is, gaat men met een goede
houten brug de hier ongeveer 100 voet breede Tjatjaban over.
Een weinig rechts van den weg ligt aan die rivier de desa
Maribaja; de rivier zelve wordt hier dikwijls de Kali Maribaja
genoemd. Men beweert dat Maribaja eene samentrekking is van
Moeara boewaja, d. i. krokodillenmond 2). Dit zou dan eigenlijk
de naam van den mond zijn, die op de geheele benedenrivier,
de desa die er aan ligt, en het distriet dat ze doorsnijdt, zou zijn
overgedragen.
Onderseheidene andere riviertjes worden, doorgaans over houten
bruggen, gepasseerd, tot men eindeljjk de Ramboet, de grens-
rivier tusschen de regentschappen Tegal en Pemalang, bereikt.
') Zie, wat het eerste betreft, vooral „Pleitredenen voor den Hoogen Raad in
de zaak van H. P. Hoevenaar tegen de Regeering van N. Ind.“ Zalt-Bom-
mel, 1854, en wat het tweede betreft, van Hoövell, Parlementaire redevoe-
ringen, TV. 107—127.
2) Hageman in Ind. Archief, I. 247.
Deze rivier wordt hier doorgaans Kali Palawangan genoemd ‘) ,
naar eene gelijknamige desa, die men bereikt zoodra men oolc
hier de houten brug over den stroom is overgegaan. Sommigen
noemen haar ook „rivier van Pemalang“ ä), maar anderen geven
dezen naam, zoo het schijnt, aan de kleine Kali Koneng, die
even voorbij Palawangan in zee valt en dichter längs de hoofd-
pjaats Pemalang heengaat, of aan de nog kleinere Kali Tan-
djoeng Sari, die haar doorstroomt. Kort nadat men de Kali Koneng
is overgegaan, buigt de weg zieh zuidoostwaarts om , en
weldra rijdt men de hoofdplaats van het regentsehap binnen,
die 13£ paal van Kramat en 19 palen van Tegal verwijderd is.
De negerie Pemalang bekoort het oog van den reiziger door
haar netten aanleg. Zij strekt zieh ruim een paal ver längs den
grooten postweg u it, die hier met steenen muren is afgezet en door
een heerlijke laan van hooge, breedgetakte tamarindeboomen wordt
beschaduwd. Achter die muren liggen de woningen der inlanders
in het groen verscholen. De Regent heeft er eene fraaie woning
aan een niet minder fraaie aloen-aloen. Op den pasar is veel
vertier en hij prijkt met een lange rij Chineesche en inlandsche
toko’s s). Het Europeesch gezag wordt e r, even als te Brebes,
vertegenwoordigd door een assistent-resident. Bijzondere merk-
waardigheden vindt men er niet, of het moest het graf zijn van
zekeren Arabischen heilige, een der medgezellen van Raden
Pakoe 4), die zieh van hem afscheidde om den Islam meer westwaarts
te verkondigen, en op zijnen tocht te Pemalang overleed 5). Ook
, ,1) B. v. op de kaarten van Junghuhn en van de Velde, bij Bleeker in T.
v. N. I. 1848, II. 188, en bij Hageman, Ind. Arch. I. 247.
B. v. de kaart in den Atlas v. N. Ind. en het Aardr. en Stat. "Wdbk.
van Ned. Indie op Pamal ang. De reden waarom ik niet bepalen durf, ofde
Pamalang, door Bleeker en Hageman t. a. pp. en door de kaart van van de Velde
van de Palawangan onderaoheiden, de K. Koneng of de K. Tandjoeng Sari der
topographische kaart is, ligt in de onnauwkeurigheid der voorstelling van
de Tegalsohe rivieren op alle oudere kaarten, die steeds van misstellingen
wemelen.
8) Buddingh. R. O. I., I. 154; Bleeker, T. v. R. I. 1849, II. 189.
4) Zie Dl. II , bl. 189.
6) Hageman, Handl. II. 132, en Ind. Arch II. 219. Hij noemt dezen ge-
loofsheld Sejjid Rakidien. Roorda v. Eysinga, Ld. en Vk. III. III 8, schrijft;
Saidi Prakidien.