
De zuid- of parkzijde heeft een vooruitspringend, door zuilen
gedragen middendeel met fronton en aan \vecrszij den eene breede
galerij, waarvan het dak eveneens door zuilen geschraagd wordt.
Het uitzicht dat men vanhier en ook uit de schoone en reus-
achtig groote eetzaal geniet, is nog schooner dan dat aan de
voorzijde. Een vijver met zwanen bevolkt, veel grooter dan die
aan de voorzijde en een onregelmatigen driehoek vormende, na-
dert met zijne beide peervormige verlengingen tot dicht aan den
voet van het gebouw, terwijl men daarachter het oog laat weiden
over reusachtige boomen, heerlijke bloemperken, een volieremet
prächtig gevogelte, en in het verre verschiet weder op het blau wend
gebergte, aan welks langzaam oprijzende hellingen dichte bosschen
en donkere ravijnen met dorpen en rijstvelden afwisselen. Nabij
het westeinde van den genoemden vijver is een tempeltje opgericht
met een cenotaaf ter eere van de in 1815 overleden gade van
den Luitenant-Gouverneur Raffles'). Maar het treffendst tooneel
levert de kleine begraafplaats o p , die zieh op eenigen afstand ten
westen van het slot bevindt. Hier vormen met zorg verpleegde
bamboestoelen natuurlijke zuilen en zuilen gangen, die het beeid
van een mächtigen Gothischen kerkbouw voor den geest roepen *).
Onder de personen wier grafsteden men hier wijst, grootendeels
in Indie gestorven familieleden van verschiffende landvoogden,
verdienen de Gouverneur-Generaal de Eerens en vooral de jong
gestorven natuurkundigen Kuhl, van Hasselt en Boie bijzondere
vermelding. Gelijk Kuhl en van Hasselt gedurende hun leven
door gemeenschap van Studien en reizen en door de hartelijkste
vriendschap verbonden waren, zoo is ook op dezelfde piek voor
beider gebeente een rustplaats bereid.
De plantentuin is eene schepping van den Hoogleeraar Reinwardt,
die van 1816—1822 als Directeur voor de zaken van Landbouw,
Künsten en Wetenscbappen in Ned. Indie werkzaam was. De
Javasche Courant van 23 Januari, 1819, verkondigde het eerst dat
deze schoone instelling was tot stand gekomen. Aanvankelijk was
i) Raffles is in 1817 in Engeland gehuwd met zijne tweede vrouw, die hem
overleefd en de „Memoir of his life and services“ nitgegeven heeft.
s) Vgl. de plaat n». I in „Insulinde“ van de heeren de Grgs en van Kes-
teren, en het daarbij door mij vervaardigde bijschrift.
zij vooral bestemd om het nut op te sporen dat van velerlei planten
kon getrokken worden, en proeven te nemen in het belang van
landbouw en industrie. Evenwel was de bevordering van de
wetenschappelijke kennis der plantenwereld van den aanvang af
niet buitengesloten , terwijl zij later meer en meer op den voorgrond
trad. De namen van schier allen die zieh na Reinwardt met het
onderzoek der Indische plantenwereld hebben bezig gehouden,
vooral die van Blume, Hasskarl, Zollinger en Teysman, zijn
met dezen plantentuin verbonden, die de verzamelplaats werd
van alles wat door hen en andere wetenschappelijke reizigers
uit de plantenwereld van den geheelen Archipel werd samengebracht.
Affe planten van Insulinde die in onze kassen gekweekt
worden, prijken in den Buitenzorgschen plantentuin in de open
lucht en vertoonen er zieh in een kracht en luister die aan onze
broeikasplanten maar al te zeer vreemd zijn.
In 1868 hebben de inrichting en het beheer van den plantentuin
eene ingrijpende verandering ondergaan, waardoor de talrijke
beschrijvingen in vroegere reisverhalen niet recht op den tegen-
woordigen toestand passen. Bij besluit van 30 Juni is de tuin
geheel afgescheiden van het hertenkamp en het park van het
paleis, waarmede hij tot dat tijdstip 6en geheel uitmaakte. Om
een grootere wetenschappelijke waarde te verzekeren aan eene
inrichting die uit den aard der zaak alleen voor de kweeking
van planten uit de warme gewesten geschikt was, zijn er vijf,
gedeeltelijk reeds vroeger bestaande, zoogenaamde bergtuinen
aan toegevoegd, waarin planten uit kouder luchtstreek gekweekt
worden en die onder hetzelfde opperbeheer als de hoofdtuin zijn
gesteld. Die bergtuinen liggen verder zuidwaarts in het gebergte,
te Tji Panas, Tji Bodas, Tji Beröm, Kandang Badak en op den
top van den Pangerango, op de hoogte van ongeveer 1050,
1290, 1460, 2370 en 3020 meters. Als directeur staat thans
aan het hoofd Dr. R. H. C. C. Scheffer, wien de kundige hor-
tulanus 8. Binnendijk ter zijde staat, en die met de uitgave der
Jaarboeken van den tuin belast is '). Een assistent-hortulanus,
*) Hiervan bestaat tot dusver slechts één deel, in 1877 onder dentitelvan
„Annales du Jardin botanique de Buitenzorg“ in bet licht gegeven.