
zieh ten zuidwesten van die plaats uitstrekte, en wel is waar
in den oostmoeson kon beplant worden, doch in den regentjjd,
door de buiten hare oevers tredende rivier in een meer werd
herschapen, dat met vlotten bevaren werd. De hier gelegen desa’s
vormden dan als zoovele eilandjes in den wijden plas. Eene
dezer desa’s , Ngrahos geheeten en dicht bij de Soerabajasche
grens gelegen, dankte eene zekere vermaardheid aan twee
kolossale beeiden, die zoo het schijnt ßaksasa’s voorstelden en
wellicht overblijfselen waren van een voormaligen tjandi, die
door de overstroomingen vernield is ‘). De beeiden zullen er
waarschijnlijk nog staan, maar van de rawa is op de nieuwere
kaarten geen spoor te vinden; waarschijnlijk is zij door den
verbeterden waterafvoer van de Kali Pörong in droog land herschapen.
Eer wij van Gempol, hetzjj längs den post- of längs den spoorweg,
naar Bangil gaan, willen wij een bezoek brengen aan de streken
van het Ardjoenä-gebergte, die ons met eenige bekoorlijke
natuurtooneelen zullen doen kennismaken. Wij slaan daartoe den
weg in die van Gempol zuidwaarts voert naar Pandakan, de
■) Domis, de Residentie Pasoeroean, bl. 166 v.; vgl. Rengers, Dagboek,
bl. 265, die misschien met het „groote meer, gevormd in den boohtigen loop
der rivier zelve“ (de Kali Pörong), niets dan de hier vermelde rawa bedoelt,
in welk geval hi) boven, bl. 880, verkeerd door mij begrepen, en dus mijne
voorstelling daar ter plaatse wellicht niet geheel juist is. In het geheel heeft
mij, bij het gemis eener goede uitvoerige k a a rt, die den tegenwoordigen
toestand weergeeft, het regentschap Bangil groote zwarigheden opgeleverd,
waartoe vooral de zonderlinge verwarringen der geraadpleegde schrijvers en
kaarten ten opzichte der Kali Anjar herben bijgedragen. Eerst na lange
overweging en vergelijking der verschillende beriohten en voorstellingen
is het mij duidelijk geworden, dat van degenen die de streek uit eigen aan-
schouwing kennen, sommigen den naam Kali Anjar, in navolging der kaart
van Raffles, aan de Kali Pörong zelve geven, anderen (wier voorbeeld ik
gemeend heb te moeten volgen) dien naam toekennen aan de rivier van
Bangil, welke zieh even beneden de desa Kali Anjar in de Kali Pörong, nabij
hären wijden mond, ontlast, en niet, zooals Domis (de Residentie Pasoeroean,
bl. 18) zieh ongelukkig liet ontvallen, in zee. Uit die dnbbelzinnigheid na zijn
bij degenen die het land niet zelven gezien hebben, allerlei zonderlinge mis-
vattingen geboren, niet het minst bjj Buddingh, K. 0. I . , I. 354, die het
wel is waar doet voorkomen, alsof hij deze streek had bereisd, maar wiens
onbestaanbare voorstelling mij den indruk geeft van uit verwarde herinneringen
van vroeger lectuur te zijn samengeflanst.
hoofdplaats van het geljjknamig district, ach ten een halven paal
van Gempol verwijderd. De weg is aangenaam en fraai beplant;
hij voert door een dicht bevolkte streek en een aaneenschakeling
van bouwlanden. In zijne nabijheid wijst men het graf van
Poetri Batang, zuster van den Soesoehoenan Tegal Aroem ’),
en ofschoon haar lijk reeds lang geleden naar Mataram werd ver-
voerd, ziet men inlanders die aan gevaarlijke kwalen lijden, nog
dikwijls op die plaats offers brengen, in de hoop van daarvan te
hersteilen, omdat dit eenmaal aan die prinses moet zijn te beurt
gevallen. Wat verder zuidwaarts is , een weinig ter zjjde van
den weg, de desa Pelem bevallig gelegen aan den voet van den Goe-
noeng Prauw , een lageren, met de overblijfselen van een mishan-
deld djati-bosch bedekten berg, waarachter zieh de kale kruin
van den Penangoengan verschuilt. Men heeft hier lang geleden
eene goed bewaarde inscriptie in Kawi-schrift gevonden, maar
het is mij niet bekend wat daarvan later geworden is 2). Allengs
stijgende biedt de weg van de hoogten bjj Pandakan, over de läge
strandvlakte heen, een schoonen blik op de zee. Rechts heeft
men er den Penangoengan, aan welks oostelijken voet Pandakan
is gelegen, dat nagenoeg ineenloopt met de groote en welvarende
desa Kaseri. Hier heeft een controleur zijn zetel en er zijn kofiSe-
en zoutpakhuizen opgericht, terwijl de omtrek eenige vermaardheid
dankt aan de overblijfselen van Tjandi Poetri Djawi, die
in het tweede deel van dit werk beschreven zijn3). Bij deze desa
zondert zieh, een halven paal voor men Pandakan bereikt, van
den weg een zijtak af naar Prigen. Dien weg zullen wij inslaan.
Prigen ligt op 4£ paal afstands van Kaseri, aan de hellingen
van het Ardjoenä-gebergte, of liever van den zadel die Penangoengan
en Ardjoenä verbindt. Wjj komen er zeer in de nabijheid
van ons reeds bekende streken; want Prigen is slechts 1 | paal
verwijderd van de Soerabajasche grens, en 3^ van het bekoorljjke
Trawas, dat nagenoeg even ver van die grens aan de Soerabajasche
zij de gelegen is.
Wij bevinden ons hier in een der schoonste gedeelten van
Jav a , eene streek die niet sleohts alles bezit wat de natuur
‘) DI. I I , bl. 367. s) Domis, de Residentie Pasoeroeang, bl. 168. 3) Blz. 11&
III. 59