
is ook het eenige der Bantensche regentschappen, waarin zieh
nog de Gouvernements-koffiecultuur, schoon op kleine schaal,
heeft staandegehouden. Over het algemeen zijn de bodem en
de maatschappelijke toestand van Banten zoo ongeschikt ge-
bleken voor de Gouvernements-cultures, dat zij a lie n , met
deze uitzondering, langzamerhand zijn ingetrokken. In Pan-
deglang werden in 1877 nog ruim 8500 pikols koffie aan het
Gouvernement geleverd; zjj waren echter gedeeltelijk verkregen
uit zoogenaamde merdika-tuinen, d. i. van landen aan inlanders
afgestaan om er voor eigen rekening koffie te telen, die echter
tegen de bepaalde prijzen aan het Gouvernement moet worden
geleverd. Hier in Pandeglang zijn namelijk van de nog in on-
derhoud zijnde koffiegronden van het Gouvernement omstreeks
100 bouws aan drie aanzienlijke inlanders afgestaan, onder voor-
waarde, dat zij gedurende minstens 20 jaar voor de koffiecultuur
zullen bestemd hlijven ').
De hoofdplaats Pandeglang is slechts 6£ paal van Waroeng
Goenoeng verwijderd. De weg stijgt aanhoudend en wintgedurig
in schoonheid. Pandeglang zelf is gelegen in een bekoorlijke
omgeving, aan den oostelijken voet van den Karang en omstreeks
240 meters boven het zeevlak. Het klimaat is er koel en ge-
zond, doch de nachten zijn dikwijls koud. "Wat aan Pandeglang
zekere levendigheid geeft, is de samenkomst op dit punt van
drie groote wegen, die het noordwaarts met Serang, westwaarts
met Tji Ringin, oostwaarts met Rangkas Betoeng verbinden.
Gelijk de overige afdeelingshoofdplaatsen van Banten heeft *
ofhad althans tot 1876 2), ook Pandeglang een fort, — eenherinnering
aan den tijd toen Bantens bevolking als bijzonder gevaarlijk
bekend stond, omdat de residentie gedurig verontrust
werd door de woelingen der hoofden die door de opheffing
dreven is te achten. Had men bereikt wat men zieh heeft yoorgesteld dan
zouden werkelijk omstreeks 3200 bóuws voor den rijstbouw gewonnen zijn,
want een jonk is gelgk vier bouws. Zie Dl. I. 492.
*) De lijdensgeschiedenis der Gouvernements-cultures in Banten is kortelijk
uiteengezet Resumé. 180—226. Wat het hier gezegde omtrent den tegenwoor-
digen toestand der koffiecultuur in Banten betreft, yergelijke men bl. 211
ald. met Reg. versi. 1878, bl. 182, en Bijl. QQ. bl. 2 en 3.
5) In dat jaar is het opgeheven. Zie Reg. versi. 1877 , bl. 47.
van het Sultanaat in eer en aanzien geleden hadden. Die reden
heeft thans opgehouden te bestaan. De Bantensche bevolking is
niet woeliger dan die van andere residenten, en daar die forten
geen waarde hebben voor de defensie, zijn zij sedert 1875 en 1876,
met uitzondering van die te Serang en Anjer, niet meer bezet. Of zij
nu ook gesiecht zijn, is mij niet gebleken. Om een inwendigen
vijand in bedwang te houden was overigens het fort te Pandeglang
uitstekend gelegen, namelijk op eene ten zuiden van
het dorp vooruitspringende hoogte, die den geheelen omtrek be-
strijkt. Het uitzicht van dit punt is bjjzonder schöon. Haar alle
zijden heeft men een heerlijk panorama van bergen en dalen,
bosschen en bouwlanden, en de horizon, aan de westzijde be-
paald door de weinig verwijderde toppen van Karang en Poe-
lasari, wordt aan de oostzijde gevormd door de Goenoeng Sewoe
van Buitenzorg, waarachter men echter bij helder weder ook
de grootsche lijnen van het Gede-gebergte kan onderscheiden.
Wij slaan van Pandeglang den weg noordwaarts in , maar vol-
gen dien niet verder dan tot het 3 palen verwijderde Tjadas Sari, en
kiezen vandaar den weg westwaarts naar Anjer, die .längs den
noordelijken voet van den Karang voert. Tot dicht aan de Dano
genaderd, gaan wij een voetpad op dat zieh door het kreupel-
hout slingert, om de districtshoofdplaats Tji Omas of Tjomas te
bereiken. Deze ligt aan de helling van den berg op eene hoogte
van ongeveer 400 meters, zoodat men er de vlakte van de Dano
aan zij ne voeten heeft. De moeite wordt beloond door het heer-
lijkst vergezicht. De waterplas glinstert in de diepte tusschen
de schakeeringen van de donkere wouden en het zachte groen
der sawahs, die door beekjes doorkronkeld en door kleine groep-
jes woningen afgewisseld zijn. Aan de andere zijde der vlakte
teekenen zieh de golvende spitsen der dicht begroeide Anjersche
bergen aan de lucht ').
*) Te Tji Omas beschrgven van de Yelde in 1838 en Brumund in 1841 een
buitenverblijf voor den Resident van Banten , gelegen in een heerlijken tuin
en met een open koepel of pandopo v6<5r het woonhuis, vanwaar men dit
Bchoone panorama kon genieten. Ik vind het later nergens meer vermeld, en
twijfel zeer of het nog bestaat. Het gemis van nieuwe nauwkeurige berichten
over Banten doet zieh bij elken voetstap gevoelen.