
drijft. Wanneer echter de droge moeson is gekomen, zal deze
piek allengs een geheel ander voorkomen erlangen. Als hetgras
der vlakte verdord is en een bruine kleur heeft verkregen, zullen
de Inländers hun buffels in de moerassen jagen, en dezen zullen spoe-
dig afscheren wat hun behaagt, en wat hun niet behaagt vertrappen
en vernieten. De turf dien deze en dergelijke rawa’s opleveren,
is als brandstof van zeer geringe waarde.
Doch de zon begint reeds ter kimme te neigen en het wordt
hoog tijd dat wij op den terugtocht bedacht zijn. De dagvlinders
zijn reeds verdwenen; de kolossale Saturnia A tla s1), die ons
enkele malen voorbijfladdert, is reeds de voorbode der duisternis.
De frischheid neemt to e , de heerlijkste bloemengeuren verkwikken
ons. Wel verre van de vermoeienis onzer lange wandeling te
gevoelen, ademen wij zoo vrij en bewegen ons zoo licht, dat
wij schier ongemerkt de hoogte bij de Tji Pinang weder bereikt
hebben. Wij zien de zon zieh nog als een groote vurige schijf
verhelfen boven het geboomte dat de westerkim bepaalt, maar
weldra zinkt zij daarachter weg en verguldt nog slechts de toppen
der hooge palmen ten oosten. Om ons heen heerscht de diepste
stilte; geen twijgje trilt, geen blaadje ritselt. Donkere schaduwen
spreiden zieh over ons p ad , breede uit een punt uitstralende
liebtbundels teekenen zieh aan de lucht, de verstrooid drijvende
wolken tooien zieh met purper en goud. Nog een oogenblik en
het spei der kleuren is verdwenen; de nachtvogels beginnen ons
te omfladderen. Toch straalt van het uitspansel het zachte licht
van ontelbare sterren op ons pad, genoeg om ons den weg te
wijzen waarlangs in weinige oogenblikken Bidara Tjina weder
is bereikt.
Niet dikwijls zullen wij ons op onzen langen tocht over Java
de weelde van zulk een wandeling kunnen veroorloven. Wij
zouden dan gevaar loopen om, zooals eene duitsche spreekwijze
zegt, om den wille der boomen bet bosch niet te zien. Toch
kan de vriend der natuur zieh niet altijd met den indruk der
groote massa’s tevreden stellen; hij gevoelt nu en dan de behoefte
om ook bij de bijzonderheden stil te staan.
i) Zie Dl. I. 190.
Den volgenden morgen snellen wij längs Rustenburg naar
Kampong Makasser, en vandaar naar het tweede poststation, dat
op het door zijn pasar bekende landgoed Tandjoeng Oost, op
eene hoogte van 56 mijlen boven het zeevlak, bij den 15den paal
is gelegen. Nog vier palen verder en wij hebben de grensschei-
ding der afdeeling Buitenzorg, de grootste en schoonste van de
residentie Batavia, bereikt. Wij hebben slechts den rit over den
postweg voort te zetten om na nog 19£ paal van de grens af te
hebben afgelegd, hare hoofdplaats te bereiken. Het derde poststation
is Tji Manggies, het vierde de districtshoofdplaats Tji Binoeng,
waar men reeds tot eene hoogte van 146 meters boven de zee
gestegen is , het vijfde Tji Loewar, reeds in het district Buitenzorg.
Yanhier wendt de weg zieh een weinig westwaarts naar het
bed der Tji Liwong, dat hij weldra overschrijdt door middel
eener in 1822 gebouwde brug, die met stouten boog de rivier
overspant. Tot dusverre heeft de weg voor hem die reeds met
den sawahbouw gemeenzaam is, niet veel genot opgeleverd, be-
halve het vergezicht op het gebergte, dat steeds belangwekkender
wordt naarmate de omtrekken van den Salak en den steeds roo-
kenden Gede zieh duidelijker aan den gezichteinder beginnen te
teekenen. Lommerrijk geboomte was schaarsch en het scheen
wel dat op de landgoederen die hij längs of door reed, huizen
en parken zieh met nijdig opzet aan zijn blik hadden onttrokken.
Maar hier aan de Tji Liwong verändert het landschap van gedaante.
Inzonderheid is het aan hare overzijde gelegen Kedoeng Badak
als een der bekoorlijkste plekken van Java bekend. Op eene
hoogte ligt een groot Indisch huis met ruime zalen, een twintigtal
logeerkamers en koele buitengalerijen, en omgeven door een
heerlijk park van rozen, vanilleplanten, notemuskaat- en kanarie-
hoomen. Dit huis is ingericht als een logement en verleent huis-
vesting aan Europeanen, die hier in de koele berglucht herstel
van krachten komen zoeken, ofschoon het voor Chineezen en
Inlanders zijne poorten sluit. Op dezelfde hoogte, een weinig meer
naarvoren, is een koepeltje gebouwd, vanwaar men het heerlijkste
uitzicht geniet. Ylak daarvoor breidt zieh een kleine vallei uit
door een beek doorkronkeld, tot een grasperk aangelegd en afge-
IH. 6