
de weg van meest goed gekleede Javanen, terwijl dezilveren siera-
den waarmede vrouwen en kinderen getooid zijn, een günstig denkbeeid
geven van de welvaart dezer streken. Bij Nambangan, 6 J paal
van Wanägiri, snijdt de weg de sterk kronkelende Penambangan,
die hier reeds meer dan honderd voet breed is , maar wier zandige
bedding, althans in den drogen moeson, te paard kan doorwaad worden.
Den weg vervolgende naar den 5 | paal verder gelegen post
Larangan, moet men de Kali Aribäjä oversteken, ter plaatse
waar zij de groote desa van dien naam, die de zetel is van een
wadana, met hare wateren besproeit. Een paar palen voordat
men de hoofdstad bereikt, meet bij de desa Batjem nogmaals
eene rivier worden overgestoken. Zij is geene andere dan die welke
wij onder den naam van Penambangan leerden kennen, maar
heeft een weinig hooger de Kali Denkeng opgenomen, en van
dit punt af wordt haar de naam van rivier van Sälä of Kali
Bengawan door niemand meer betwist'). Den naam van rivier
van Saia ontleent zij aan de hoofdstad zelve, die te Batavia
bijna nooit anders dan Solo genoemd wordt. Soms wordt beweerd
dat dit Solo de Soendasche naam van Soerakarta is 2) ; maar
ofschoon daarin misschien iets waars ligt, als men op het ge-
bruik acht geeft, is de naam toch wel degelijk van Javaanschen
oorsprong en ontleend aan een kampong Sälä, die reeds
bestond toen hier de zetel van het Mataramsche rijk werd ge-
vestigd, en die nog in de nabijheid van den kraton moet te
vinden zijn 3).
De stad Soerakarta ligt in het midden der vallei tusschen den
Merapi en den Lawoe; een rechte lijn, zoo getrokken, dat zij
de hoogste toppen van deze bergen verbond, zou het zuidelijk deel
van de stad doorsnijden, en door haar in twee nagenoeg gelijke
helften, ieder van omstreeks 40 kilometers, verdeeld worden. Dare
hoogte boven de zee bedraagt volgens Junghuhn 92, volgens van der
') Ifc kon hier alleen Bleeker volgen, T. v. N. I f 1850, I , bl. 407, maar
met wijzigingen volgens de Topographische Kaart en den afstandswgzer van
Soerakarta, Ind. Staatsbl., 1872, n° 230. Alle vroegere kaarten zijn voor de
residente Soerakarta grootendeels onbruikbaar.
■) Aardr. en Stat. "Wdbk. van E. I., D. III, bl. 449, art. .Solo.
3) Prof. Eoorda, Jav. Hwbk., bl. 454. Vgl. boven, D. II, bl. 469.
"Wg’ok 105 meters. De rangkah of stadsgrenzen hebben een omtrek
van 15 palen, en zelfs de kleinste diameter is wel een uur gaans lang.
Het voorkomen der stad is over het algemeen günstiger, bloeiender
dan dat van Jogjakarta; zij behoort tot de aangenaamste plaatsen
van Jav a , maar geeft even weinig als hare mededingster
den indruk dien men van eene hoofdstad verwacht. De dichte
belommering van tamarinde- en vijgeboomen, afgewisseld door
de pluimen der kokospalmen, leidt de aandacht geheel af van de
meest onaanzienljjke gebouwen. Het algemeen karakter der stad
komt geheel overeen met dat van Jogjakarta, en het bevolkings-
cijfer beantwoordt hier even weinig aan den verbazenden om-
vang als daar; het wordt zelfs eer lager dan hooger geschat. In
1852 begrootte de heer Hageman de gezamenlijke bevolking op
38.000 zielen, waaronder 23,800 onderdanen des Soesoehoenans,
9,600 onderdanen van Prins Mangkoe Negärä en 4,600 Gouver-
nements-onderdanen met inbegrip der militairen, De schrjjver
erkent echter zelf dat die cijfers slechts op gissingen en eombi-
natien, niet op tellingen berusten. De heer Bleeker schatte reeds
eenige jaren vroeger de Javaansche bevolking op ongeveer
40.000 2) zielen, en thans zal zij vermoedelijk wel tot 50,000
en meer zijn gestegen. Het getal Europeanen, door den heer
Hageman, behalve de militairen, op 850 begroot, zal thans wel
1500 ä 1600 bedragen, terwijl de cijfers der Chineezen (1650) en der
vreemde Aziaten (1500) die wij bij dien schrijver aantreffen, z ek e r,
*) Bij de beschrijving van Soerakarta heb ik gebruik gemaakt van een
„Platte grond van het fort en de wijken der Europeanen en Chineezen“, in
T. v. N. I. 1850, D. I , van een „Kaart. van de hoofdplaats op de schaal
van 1: 20000“ , in T. v. I. T. L. en Vk. V III, met toelichtende aanteeke-
ningen, bl. 318, en van een „Plan van Soerakarta“ en een groote kaart van
den „Kraton van Soerakarta“ , beide in HS. berustende op de bibliotheek
der Leidsche Oniversiteit, en beide geteekend door of onder opzicht van wijlen
Prof T. Eoorda. De uitvberigste beschrijving levert een anoniem stuk (af-
komstig van den heer Brumund) in T. v. N. I. Jg. V, D. II, bl. 453. Verder
zijn geraadpleegd: Junghuhn, in T. v. H. I. VII. 2. 205 w., Bleeker in T.
v. H. I. 1850, I , 401 w., van Ehijn, Eeis door den Ind.-Archipel, 141 w.,
Buddingh N. O. I., 1.229 w ., Gerdessen, Vijf jaren gedetacheerd, 50 w., van
Ejjckevorsel, Brieven, 70—79, 90—92, 94—98, d’Almeida, Life in Java, I I ,
39—88.
2) T. v. Bf. I. 1860, I. bl. 403. Er staat eigonlijk 4000, maar dat hier een
nul te weinig gedrukt is , mag wel als ontwgfelbaar besohouwd worden.
42*