
door Raffles vergroot geworden met de te gelijker tijd en op
dezelfde wijze als Kadoe verworven afdeeling Grobogan en daar-
door tot zijn tegenwoordigen omvang gebracht l).
SamaraDg is de eerste residentie beoosten de Tji Manoek
waarin wij weder particulier landbezit op eenigszins belangrijke
schaal aantreffen. Verre weg de meeste perceelen zijn verkocht
ten tijde van Daendels en Raffles, maar in enkele gevallen klimt
de vervreemding reeds tot vroeger tjjdvak op. De meeste dezer
perceelen liggen in de afdeeling Samarang, die 361 desa’s op
particulière landen, tegen 475 Gouvernements-desa’s telt. Het
district Samarang, of de onmiddelhjke omtrek der hoofdplaats,
is bijna geheel in handen van particulieren, de districten Seron-
dol, Singen Koelon en Grogol voor een niet onbelangrijk gedeelte.
Een drietal perceelen komen nog voor in dat gedeelte van het
regentschap Demak dat aan Grogol grenst. In de regentschappen
Salatiga en Grobogan liggen eenige kleine stukken lands die aan
Soerajtarta behooren, doch geheel in Samarangsch gebied geën-
claveerd zijn. Vroeger werden de in Salatiga gelegene deels tot
Soerakarta, deels tot Jogjakarta gerekend. Daendels liet ze bij
de overeenkomsten met de vorsten van Januari 1811 aan het
Nederlandsch Gouvernement afstaan !); doch daar deze traktaten
geene uitvoering erlangden, dan voor zoover zij in 1812 door
Raffles vernieuwd werden, en bij die vernieuwing over die enclaves
niet ineer gesproken werd, schijnt de oude toestand gebleven te
zijn, behalve dat deze grondstukken, bij de regeling der grenzen
van de beide rijken in 1830, in haar geheel tot Soekawati gerekend
en dus aan den Soesoehoenan toegekend werden 3). Anders
is het gegaan met het landschap Selâ of Seselâ Warong, dat in
Grobogan geënclaveerd ligt. Dit landschap behoorde in 1811 aan
Jogjakarta en werd in het traktaat van dat jaar uitdrukkelijk
genoemd onder de landen die de Sultan aan Nederland moest
afstaan, terwijl men in 1812 van meening schijnt te zijn geweest,
dat Sela in den afstand van Grobogan begrepen was. Maar in
1813 is het aan den Sultan, die er hoogen prijs opsteldeomdat
') Zie Dl. I I , bl. 521 v ., 566, 58 6 , 595.
Zie Dl. I I , bl. 566. 3) Dl. I I , bl. 664.
daar de graven van. vele zijner voorouders lagen, teruggegeven
als een soort van vergoeding voor de landen die hij aan Prins
Pakoe Alam moest overgeven '). Bij de grensregeling van 1830
bleven de vorstelijke begraafplaatsen van Sela, Pasar gede en
Imägiri het gezamenlijk eigendom der beide vorsten, maar met
dien verstände, dat de Sultan het bestuur over de in zijn eigen
rijk geenclaveerde landen van Pasar gede en Imägiri, en de
Soesoehoenan het bestuur over het landschap Selä erlangde 2).
Om met de voornaamste merkwaardigheden van Samarang en
Kadoe nadere kennis te maken, beginnen wij onzen denkbeeldi-
gen tocht door deze residentien op het punt waar de groote
postweg de Kali Koetoe overschrijdt, die wij als de grensrivier
tusschen Pekalongan en Samarang leerden kennen 3). Aan den
Samarangschen oever der rivier ligt hier de desa Karang anom,
van waar wij nog slechts 2{ paal hebben af te leggen om Wileri
te bereiken. Reeds die kleine tocht geeft ons gelegenheid om
op te merken, dat de uitloopers van het Dieng-gebergte, die
zieh aan gene zijde der rivier tot aan het strand voortzetten,
hier weder aanmerkelijk terugwijken. Tusschen den mond der.
Kali Koetoe en Kali Woengoe, waar op hunne beurt de uitloopers
van den Oengaran naar zee vooruitdringen, heeft zieh een
breede alluviale kom gevormd, die met desa’s en schoone rijst-
velden bedekt is , en nagenoeg het geheel der districten Troekoe,
Kendal en Perboean beslaat. Van het voormalige bosch van Wileri
4) is te Wileri zelf nagenoeg niets meer te bespeuren. De
sawah’s van dit oord Worden besproeid door de Kali Wileri, die
hooger op den naam van Kali Damar draagt.
>) Dl. I I , bl. 587.
5) H ag em an , Ja v a . I I . 1 8 3 , en Geschied. v. d. oorlog op J a v a , bl. 421;
K a h u y s , Officieele rapporten, I , 218, waar echter, ten gevolge van een drukfout,
verkeerdelijk Staat, dat de Sultan het land kreeg voor h e t onderhoud der g ra ven
van Selä , en de Soesoehoenan dat voor het onderhoud der graven in het
Mataramsche bestemd. Voor het overige hebben een a an ta l schnjvers de
lotgevallen van Selä verkeerd voorgesteld door h e t gebeurde in 1812 en 1830
met elkander te verwarren. Zoo b. v. Bleeker in T. v. N. 1 , 1850. I . 3 0 ; v.
HoSvell, Reis, I . 120; Bud d in g h , H. 0 . I . , I 171; de Holländer, Ld. en
Volk. 8e. dr. I. 7 8 , noot 2.
‘) Zie b o ven, b l, 899. 4) B o v e n , bl. 396.