
sangan en Padangdangan; Amboenten, door een dwarsweg,
die recht zuidwaarts gaat, met Doeko, het hoofddorp van het
Soemenepsche district Barat daja, verbonden; Seloping, Kerta,
Dasok; Sergang, weder met een dwarsweg, die over Man ding
naar de hoofdplaats Soemenep voert; Legoeng en Lombang.
Bebalve de enkele topographische bijzonderheden, in deze
naamlijst ingeweven, is mij van geen dezer dorpen iets merk-
waardigs bekend. Om een algemeenen indruk van het landschap
te verkrijgen, schijnt eene prauwvaart längs de kust boven den
eentonigen landweg te verkiezen te zijn. Yan zee gezien biedt
het strand op vele plaatsen bevallige gezichten aan. De heu-
velrij die men zieh overal op kleinen afstand van de kust
ziet verhelfen, wordt, vooral in het Bangkalansche gebied, hier
en daar afgewisseld door kleine vlakten van alluvium, die geheel
bebouwd en wel bevolkt zijn. Het hoofdbedrijf der bevolking,
de vischvangst, geeft overal leven en drukte; tal van prauwen,
met twee of drie koppen bemand, zweven over den waterspiegel;
andere liggen aan de kust voor anker of zijn op het land gehaald.
De woningen der visschers staan voor een groot deel zonder
eenige schaduw aan het strand. De heuvels op den achtergrond
verhelfen zieh met tallooze, maar weinig geisoleerde toppen tot
slechts enkele honderden voeten boven de zee, en bestaan uit
eene kalkformatie, waarin vermoedelijk dezelfde polypensoorten
de overhand hebben die nog levend in de Javazee voorkomen. In
het Soemenepsche gebied hebben sommige dezer heuvels eene
gedaante of, in verhouding tot de omgeving, meer in ’t oog vallende
hoogte, die hen geschikt maakt tot herkenningsteekenen voor de
zeevaarders, bij wie ze onder door henzelven gegeven namen
bekend zijn. Zoo verrijst achter Patatiang het Dubbelpiekje;
achter Bira de Klipberg, op wiens steile hellingen geen humus
zieh vormen, geen plantengroei zieh wortelen kan, zoodat de
naakte witte wanden, die het zonlicht fel terugkaatsen, op een
afstand eenigszins het voorkomen hebben van een uitgestrekte,
op heuvelen gebouwde stad; eindelijk, ten zuiden van Kapok,
de Tafelberg. Enkele andere heuvels zijn meer of min onder
inlandsche namen bekend; maar wat beteekenen namen, wanneer
zieh daaraan geen voorstelling hecht? Reeds meer dan te veel
hebben wij er vernomen.
Maar nu wij eenmaal eene prauwvaart hebben aangevangen,
zullen wij die tot Soemenep vervolgen, en dus beginnen met de
uiterste spitse Oostpunt van het eiland, Tandjong Lapa , om te
varen. Yöör deze kaap ligt op kleinen afstand een eiland dat
Gilian, Gilingsang of Pondi, soms ook Gilian-Pondi genoemd
wordt, laag, vruchtbaar, welbebouwd, met een zevental kleine
desa’s, een rif ten noorden en een bank ten zuidwesten. De
straat die het van Tandjong Lapa scheidt, heeft genoegzame
breedte, maar de bevaarbare geul is zeer nauw, waarom groote
schepen den weg kiezen ten oosten van het eiland, door de
breede en veilige straat Sapoedi, aan de andere zijde begrensd
door een veel grooter, maar even laag eiland, met veel talrijker
bevolking, over een grooter, maar niet wel te bepalen, aantal
dorpen verdeeld ‘). Het wordt Poelo Sapoedi geheeten en is het
tweede in grootte en waarschijnlijk het volkrijkste van de groep
der Soemenepsche eilanden, maar even als die geheele groep, die zieh
oostwaarts tot ongeveer den 116<len graad 0. L. vän Greenwich in
tal van eilanden voortzet, uiterst gebrekkig bekend. Over de historische
betrekking van die eilanden tot Madoera werd in het
tweede deel van dit werk met een enkel woord gesproken 2) ;
maar in welke physische betrekking zij tot het grootere eiland
staan, is niet met zekerheid te bepalen, zoolang het ten eenenmale
aan wetenschappelijk onderzoek der eilanden ontbreekt. Yoor zoover
zieh Madoera in die eilanden oostwaarts voortschakelt, kunnen zij
tot twee groote groepen gebracht worden, de Sapoedi-groep en de
Kangean-groep. Deze laatste, waarvan Kangean of Keangilan,
met eene uitgestrektheid die op 72,5 Vierkante palen geschat wordt,
het hoofdeiland i s , lig t, schoon zij nog een district van Soemenep
heet te vormen , geheel buiten den kring onzer beschou-
wing. De Sapoedi-groep, waartoe zoowel Giliang als Sapoedi,
en, behalve eenige kleinere, waarvan niets dan de namen en
’) De opgaven verschillen van 9 tot 24; natuurlijk hangt het oijfer daarvan
af, of men de gehuchten of buurten (doekoeh), die nog geen eigen dorpsbe-
stuur hebben, al of niet medetelt. 3) Bl. 526.