
Wjj volgen daartoe den rjjweg die van Garoet over Soetji noord-
oostwaarts gaat naar Tji Sangkang, het voormalige hoofddorp
van het district Wana Radja. Hier, op zeven palen afstands van
Garoet, splitst zieh de weg. De eene tak gaat noordwaarts naar
Wanakerta, de voormalige pakemitan van hot gelijknamig district,
en van daar meer noordwestelijk eu later westelijk over Baloe-
boer Limbangan naar Tji Tjalengka; doch op een paal afstands
van Tji Sangkang zondert zieh daarvan een zijtak af naar het
tegenwoordige hoofddorp van Wanakerta, Tji Koelahan, dat in
het geheel 13 palen van Garoet verwijderd is. Tji Koelahan ligt
aan den zuidwestelijken, het dorp Wanakerta aan den westelijken
voet van den berg Sida Keling, en tusschen beide dorpen wordt
in den bodem van het Garoet-dal eene warme bron aangetroffen ').
Doch om den Telaga Bodas te bereiken laten wij te Tji Sangkang
den noordelijken weg aan de linkerhand liggen en volgen
den oostelijken naar Wana Seda, de tegenwoordige hoofdplaats
van het district Wana Radja, en daarom ook zelve dikwijls Wana
Radja genoemd. Wij bereiken die plaats na slechts twee palen
te hebben afgelegd, zoodat zij in het geheel negen palen van
Garoet verwijderd is. Bij Wana Seda voert rechts van den weg
die naar het meer leidt, een slingerpad naar een diep ravijn,
waardoor een kleine bergstroom vloeit. Wij slaan dit in , door-
waden de beek en gaa,n daarna steil tegen de helling van den berg
op, totdat wij, een paal beoosten Wana Seda, een dicht en somber
bamboebosch bereiken, waarin eene orapaggerde, zorgvuldig
schoon gehouden vierkante ruimte, met een door hagen van
andjoewang omzoomden toegang, de kaboejoetan van het dorpje
Tji Malaka aan wij st. Hier wordt in een op palen drie voet boven
den grond staand huisje, onder bewaring van een koentjen, een
werkelijk belangwekkende verzameling van oudheden aangetroffen,
Men vindt er een beeldje in menschelijke gestalte en twee
karbouwen, allen gevoegelijk tot het Javaansche type 2) te bren-
gen, uit proenggoe of klokkenmetaal, een mengsel van vijf dee-
len zink met een deel rood koper, gegoten; voorts twee offerschellen,
twee goed bewerkte komforen, eenige fraaie metalen buikplaten
van Vierkanten vorm , krissen, lanspunten, een kanonnetje, aarden
potten en een verglaasd aarden leeuwtje van Chineeschen oorsprong,
en vele andere snuisterjjen, waaronder ook een menigte duiten
van vroegeren en lateren tijd. De koentjen, ofschoon dien post
bij erfenis bekleedende, weet niets van den ouderdom en de
herkomst der voorwerpen te zeggen. Niet ver van Tji Malaka,
maar door een ravijn daarvan gescheiden, stonden vroeger drie
ruwe beeiden van Padjadjaran-type als voorwerpen van de ver-
eering der bevolking. Een ljverig priester liet ze in het ravijn
werpen, waaruit later twee werden opgedolven, die thans te
Garoet op het erf der controleurs-woning bewaard worden. Yan
het derde is geen spoor meer gevonden ‘).
Maar wij keeren terug tot den weg naar het meer, die weder, als
naar gewoonte, eerst door koffietuinen, later door prächtige bos-
schen voert, en bij den terugblik beerlijke vergezichten aanbiedt.
Eindelijk kondigen eigenaardige plantenvormen de nahijheid aan
van een kratergebied en terwijl de zeer steile weg allengs vlak
is geworden , brengt ons een laatste bocht eensklaps voor den
bjjna melkwitten spiegel van het schoone, kalme, rimpellooze kra-
termeer, dat, behalve aan de zijde waar wij het naderen, aan
alle kanten door, hier bijna loodrechte, ginds terrasvormige, maar
overal welig begroeide rotswanden omgeven is. De reiziger vindt
hier steeds een kleine overdekte .pont gereed liggen, om hem naar
den anderen oever te brengen. De spiegel van het meer ligt 1696
meters boven het zeevlak en 986 meters hooger dan Garoet;
het laagste zuidelijke deel van zijne oevers wordt gesneden door
de beek Tji Bodas, die het overvloedige water van het meer,
nog lang met behoud zijner witte kleur, naar de Tji Manoek
afvoert. De omtrek van het meer is bijna cirkelvormig, met eene
doorsnede van ongeveer 1200 meters. Zoowel uit zijn bekken als
uit vele punten zijner hooge oevers stijgen zwaveldampen o p ;
maar de plaats waar in 1837, toen Junghuhn voor het eerst
deze piek bezocht; de krachtigste dampzuil omhoog steeg, vond
*) Brumund, Verhh. v. h. Bat. Gen. XXXTTT 98 vv.
III.