
van mijn derde deel (D. V I , bl. 82—86 en bl. 114—120), en
heeft in n". 10 der Bij bladen de belangrijke aanteekeningen op
het eerste deel, die ik verschuldigd ben aan den kundigen regent
van Brebes, Raden Mas Adipati Ario Tjondro Negoro, wel in
haar geheel willen opnemen. In een der eerstvolgende nommers
van genoemd Tijdschrift zal ik thans mjjne eigene aanteekeningen
op het Eerste Deel aan het oordeel der lezers onderwerpen,
en ik stel mij voor op deze wijze voort te gaan met van tijd
tot tijd eenige aanvullingen te leveren, tot de pen voor altijd aan
mijne vingers ontvalt.
Een Eegister is voor een werk van dezen aard een onmisbaar
toevoegsel. Zal het wezenlijke diensten bewijzen, dan moet het
volledig zijn, en volledig kan het niet wezen zonder eene
belangrijke uitgebreidheid. De heer R. van E ck , leeraar aan
de Kon. Milit. Akademie te Breda, heeft de welwillendheid
gehad zieh met die moeielijke en langwijlige taak te belasten.
Er zijn echter twee redenen waarom het derde deel zonder
dit Register verschijnt. Ten eerste heeft het reeds een zooda-
nigen omvang, dat het onhandelbaar zou worden, indien er
nog meer aan werd toegevoegd; ten andere zou het onver-
antwoordelijk geweest zijn den lezer op de laatste aflevering
van den tekst te laten wachten tot ook het Register gereed
was, dat natuurlijk wel voorbereid, maar niet ineengezet kon
worden, alvorens het geheel waartoe het betrekking heeft, is
afgedrukt. Het Register zal dus, naar ik vertrouw zonder groote
vertraging, als een aanhangsel in een afzonderlijk bandje volgen.
Voor het gemak van het raadplegen bij de verschillende deelen
heeft dit ook veel voor. Kan ik er den tijd voor vinden, dan
zal ik bij dat Register eene beknopte samenvatting voegen van
de voomaamste bijzonderheden die in de bovengenoemde, reeds
uitgegeven of nog onuitgegeven, aanteekeningen op mijn werk
vervat zijn, en dus een vervolg leveren op de „Verbeteringen“,
in het tweede deel opgenomen. Zoowel om den omvang van het
derde deel niet nog te vergrooten, als om daarbij te kunnen
opnemen wat voor het verschonen van het Register nog ter
mijner kennis komt, heb ik die „Verbeteringen“ thans nog teruggehouden,
en mij tot een lijst van schrjjf- en drukfouten in
het derde deel, waaronder er zijn die ik met denmeesten spoed
onder de aandacht mijner lezers wensch te brengen, bepaald.
Ik ben nog omtrent een punt verantwoording schuldig. Ik was
aanvankelijk voornemens ook aan het derde deel een kaart toe te
voegen, eene reiskaart nameljjk, zooals ik in de voorrede van het
eerste deel heb toegezegd. Van het leveren eener zoodanige kaart
heb ik moeten afzien. Mijne chorographische beschrijving van Java
is zoo uitvoerig geworden en treedt in zoovele details, dat zij
slechts kan gevolgd worden op eene zeer uitgebreide kaart, die den
prijs van dit werk, toch reeds aanzienlijk, tot nog veel grooter
hoogte zou opvoeren. Eene kaart op de schaal der kaarten in de
beide vorige deelen zou volkomen nutteloos wezen. Maariterwijl
vroeger, welke verdienstelijke kaarten van Java wij ook in het
werk van de heeren van de Velde, le Clercq, Junghuhn en Versteeg
mochten bezitten, er geene bestond die ik als geheel geschikt tot
raadpleging bij mijn werk kon aanprijzen, bestaat er thans wel eene
zoodanige, die genoegzame uitvoerigheid en fraaiheid met betrek-
kelijke onkostbaarheid vereenigt, en op de uitkomsten der nieuwste
topographische onderzoekingen gebaseerd is. Ik bedoel de „Etappe-
kaart van Java en Madoera, op de schaal van 1 : 500,000,
onder de leiding van den lt. kol. Havenga, chef van den Geographischen
Dienst, samengesteld door den luitenant G. B. Hooyer.“
Die kaart geeft eene uitvoerige en klare voorstelling van het
terrein, een overzicht der wegen en eene aanwijzing der afstan-
den, — alles wat in eene reiskaart in de eerste plaats vereischt
wordt. De uitvoering is bijzonder net en duidelijk, niet overladen
met bijzonderheden die het zoeken belemmeren. Zij beslaat wel
is waar vier groote bladen, en is dus van belangrijken omvang';
maar iedere kleinere zou ongenoegzaam zijn, en de prijs ( /IO .—
voor het geheel) is uiterst matig gesteld. De volkomenheid heeft
zeker ook deze kaart niet bereikt: ik zou zelfs aan de aanwijzing der
gebreken die reeds door verschillende beoordeelaars geleverd is, nog
wel het een en ander kunnen toevoegen; maar die leemten nemen
niet weg dat zij van alle bestaande algemeene kaarten van Java de
beste en vooral voor raadpleging bij mijn werk de bruikbaarste