
21 paal van Garoeng verwijderd. Yan deze laatste plaats keeren
wij thans zonder oponthoud naar Wänäsäbä te ru g , om nu vandaar
in oost-zuidoostelijke richting, dwars door de Serajoe-vallei, den
weg naar het 5j paal verwijderde Kretek te volgen. Yan deze
plaats gaat oost-noordoostwaarts, over den rüg die Sindärä en
Soembing verbindt, de groote weg naar Temangoeng in de resi-
dentie Kadoe. Ook deze weg voert weder door uitgestrekte thee-
plantsoenen te Djoerang djero en Retjä en komt op 6 4 paal afstands
van Kretek aan den post Kledoeng, die op eene hoogte van 1405
meters boven het zeevlak, juist op de grens van Bagelen met
Kadoe, is gelegen.
Yan Kretek tot de districtshoofdplaats Sapoeran hebben wij
nog zes palen af te leggen. Het uitzicht wordt nu evenzeer door
den Soembing als tot dusver door den Sindärä beheerscht. Even
voorbij Kretek overschrijden wij de grens tusschen de districten
Wänäsäbä en Sapoeran, daarop steken wij de Begaloe en vervol-
gens, bij de theetuinen van Semilir '), de reeds beschreven water-
scheiding tusschen Serajoe en Bägäwäntä over. Ook het dal van
laatstgemelde biedt ons eene heerlijke verscheidenheid van
schoone gezichten. Sapoeran zelf is alleen merkwaardig door de
in de nabijheid liggende theetuinen van Tandjong Sari en
door het graf van zekeren Kjai Goesti. Al de tot dusverre vermelde
theBplantsoenen van Ledok zijn sedert eenige jaren onder
den naam van „Ledoksche theetuinen“ door de Begeering in huur
uitgegeven aan de heeren van den Berg, Holle en Jacobson,
en leverden in 1878 eene opbrengstvan ongeveer 300,000 kilo-
grammen, op eene uitgestrektheid van 640 met thee beplante
bouws. Die uitkomst is zeker niet bijzonder schitterend, en daar
aan de theecultuur in Ledok het groote bezwaar verbonden is,
dat, bij gebrek aan bosschen, brandhout en houtskool slechts tot
hoogen prijs te bekomen zijn, heeft zij, om zieh staande te houden,
behoefte aan groote productie en — wat in den laatsten tijd ook
al te wenschen heeft overgelaten — aan voordeeligen afzet.
') Op de topographische k a a r t Staat Semitie, doch dit moet een fout zijn.
Zie Atlas van Bagelfen, k a a rt IX en bl. 2 2 , en Regeerings-Almanak, 1879,
bl. 304.
Intusschen loopt het contract in 1885 ten einde, en het bljjkt
mij niet dat over verandering in erfpacht onderhandeld is, waarom
ik vrees dat de toekomst der Ledoksche theetuinen niet volko-
men verzekerd is te achten *).
Wat nu het graf van Kjai Goesti betreft, men houdt dezen
persoon voor een legerhoofd van Mädjäpahit, die, in den strijd met
Raden Patah overwonnen, zieh in deze toen woeste streken verborg
en er stierf. Men bewaart bij het graf een ouden Chineeschen
schotel waaruit hij gegeten, en een oud zadel waarop hij
gereden zou hebben. De Javanen houden dit zadel voor onvergan-
kelijk. Het is inderdaad zeer zwaar en sterk en het maaksel
pleit voor hoogen ouderdom 2).
De weg gaat nu verder zuidwaarts naar Loano, hoofddorp van
het district van dien naam, dat 2 0 | palen van Sapoeran, maar
nog slechts 7 palen van Poerwäredjä, de hoofdstad van Bagelen,
verwijderd is. De weg volgt den loop van de Bagawanta en
levert overal schoone gezichten o p ; doch bijzondere merkwaardig-
heden worden, zooveel ik weet, nergens aangetroffen. Een paal
benoorden Loano komt deze weg samen met den grooten weg
van Poerwäredjä naar Magelang, en op dat punt is hij nog 7*
palen van de Kadoesche grens verwijderd.
Daar wij nog een toer van Bandjar Negärä uit naar het Dieng-ge-
bergte wenschen te ondernemen, volgen wij thans van Sapoeran een
pad dat ons over den met koffietuinen bedekten G. Koekoesan en längs
den voet van den G. Wedoes tot dicht bij de boorden van de Begaloe
brengt. Wij rijden vervolgens vanhier over de noordelijke hellin gen
van het met koffietuinen omkranste Beser-gebergte, met de Begaloe
aan de rechter- en een bergstroompje, de Kali Poetih, dat zieh bij
Sawangan in de Serajoe stört, aan de linkerhand. Even voordat dit
rijpad, dicht bij de vereeniging van Begalen en Serajoe, de desa
Selä Negärä bereikt, wordt het gesneden door een zieh van den
‘) Zie Kol. versl. 1879, Bijl. YY, hl. 24; Atlas van Bagelfen , bl. 22. Ygl.
verder de belangrijke versiegen over de Ledoksche theetuinen van den
h e e r W. de Jong, in D. X Y I en X Y I I (Nieuwe Serie, D. X I en X II) van het
Tjjdschr. v. Nijv. en Lbw. in N. I.
2) T . v, X. I . 1860. I. 203.