
namen thans niet, daar Kota ook het westelijk deel der voormalige
Ommelanden, Djabaköta slechts de zuideljjke en oostelijke deelen
daarvan omvat. Na den overgang der rivier komt men in de desa Kali
Taiigi, vervolgens te Smemi of Soememi, waarop het geheel door
moerassen omringde Brandjangan volgt, en daarna Doepak, dat met
Soememi in armoedigheid van uiterljjk wedijvert. De weg wordt her-
haaldelijk door kleine riviertjes gesneden en levert niets belangrijks
op dan de lange reeksen van vischvijvers, die ook hier worden
aangetroffen. De toegang tot de volkrijkste stad van Nederlandsch
Indie is van deze zijde alles behalve schoon te' noemen ').
Het.zal wellicht menigeen verwonderen Soerabaja de volkrijkste
stad van Nederlandsch Indie te hooren noemen, daar men
ongetwijfeld algemeen geneigd is ook in dit opzicht aan Batavia,
zoo vaak „de Koningin van het Oosten“ genoemd, den voorrang
toe te kennen. Niettemin berust de qualificatie op ofEcieele gege-
vens, d ie , zoo zij al niet volkomen te vertrouwen zijn, echter
den toestand bij benadering doen kennen. Zij zijn van zeer recente
dagteekening, daar zij ontleend zijn aan het koloniaal verslag
van 1881, en terwijl zij toonen, dat vroeger in dit werk de
bevolking van Batavia en Samarang te laag is geraamd, blijkt
er tevens uit, dat niettemin het bevolkingscijfer van Soerabaja
dat der beide andere hoofdsteden van Java overtreft s). Ik
laat hier een vergelijkend overzicht der bevolking van Java’s
drie hoofdsteden volgens de jongste opgave volgen.
’) Bleeker, T. v. N. I . 1850, I. 98.
2) De cijfers komen voor in Bijlage A , n° I , bl. 3 , van het Koloniaal
Verslag over 1881. Zij hebben betrekking tot den toestand op het laatst
van 1879, en zijn wat Samarang betreft, nanwkeuriger dan die over 1878
in het Verslag van 1880, omdat daar als cijfer der bevolking dat van het
d i s t r i o t in plaats van dat der s t ad Samarang was opgegeven. In 1880
is voor de eerste maal eenige opgave omtrent de bevolking der drie hoofdsteden
verstrekt. Ik stel in die opgaven geen onbepaald vertrouwen, maar
de meening door1 sommige Indische dagbladen, naar aanleiding van het
cijfer der in 1881 aan de cholera bezwekenen, uitgesproken, dat de bevolking
der stad Batavia inderdaad wel 200,000, misschien 300,000 zielen zou
bedragen, komt mg zeer overdreven voor. Wat boven, , bl. 27 en 498,
over de bevolking van' Batavia en Samarang gezegd i s , moet na deze officieele
opgave vervallen.
, Europeanen. Chineezen. Arabieren. Andere Inlanders, Totaal.
Batavia vr.Qosterl.
(stad en voorsteden) 4,888 23,539 795 114 73,575 102,901
Samarang
(hoofdplaats) 2,830 9,085 653 2,196 54,374 69,141
Soerabaja
(hoofdplaats) 4,293 6,577 1,176 350 107,85 120,154
Soerabaja klimt niet tot zoo hoogen ouderdom op als Toeban
en Gresik. De geschiedenis heeft ons in de kampong Ampel,
de verblijfplaats van Baden Bachmat, doorgaans de Soenan van
Ampel geheeten, het begin der stad doen kennen, binnen wier
wallen zij nog is begrepen '). Het graf van dien geloofsheld
en de daaraan palende moskee werden als het wäre de kern
waarom zieh een nieuwe stad vormde, die weldra in de geschiedenis
van Java een belangrijke rol zou vervullen. Hare uitne-
mende ligging aan den mond der Kali Mas, den noordelijken
grooten mondingsarm der Kali Brantas, en de veiligheid harer
reede hebben grootelijks tot hare spoedige ontwikkeling bijge-
dragen. Hoe groot de macht-was van de Adipati’s of Kegenten
van Soerabaja is ons in het historisch deel van dit werk
telkens gebleken. Yalentijn verzekert ons, dat zij een prächtigen
staat voerden en een fraaien dalam bewoonden, die ook
een stal bevatte voor de olifanten die zij bij plechtige bezoeken
gewoon waren als rijdieren te gebruiken 2). Bij het verdrag
van 1743 werd Soerabaja met alle onderhoorigheden door den
Soesoehoenan aan de Compagnie afgestaan, die er den zetel ves-
tigde van den Gezaghebber van Java’s Oosthoek, terwijl de
koopman Keyzer de eerste was die als zoodanig optrad. Maar
veel vroeger‘reeds, in 1679, wordt melding gemaakt3) van eene
versterking of pagar door de Compagnie hier gebouwd, waarvoor
de bezetting in 1705 op 100 man bepaald werd 4). Ditbehoeft
ons trouwens niet te bevreemden, wanneer wij ons herinneren,
dat de Compagnie in 1677 Soerabaja tweemaal op den rebel
Troenä Djäjä voor den Soesoehoenan veroverde 6). Zulke dien-
1) Zie D. I, bl. 188. 2) Yalentijn, IY. 1. 47.
a) Hageman, in Bjjdr. t. d. T. L. en Yk. van K. I. IX. 273.
4) Yalentijn, IY. 1. 48 en 113. 5) D. I I , bl. 363, 376,