
breed bergpad voert van het dorp door de weelderige koffietuinen
die het omgeven, naar den zuidwestelijken voet van den Malabar.
Deze kolossale berg heeft geene kegelvormige kruin, maar bestaat
uit twee zieh ver uitstrekkende lange ruggen, die eene bjjna
driehoekige mimte insluiten en aan de oostzijde in een spitsen
hoek samenkomen, welke zuidoostwaarts uitloopt in een afgeronde
kruin van kleinen omvang, den hoogsten top van het gansche
gevaarte. De steile afdaling der beide bergruggen naar de binnen-
zijde kenmerkt hen als een kratermuur, in westnoordwestelijke
richting doorbroken door een wijde, kloofachtige opening, aan
welker beide zijden de bergruggen in steile toppen eindigen.
Daar alle wanden, kloven en ravijnen van den berg met ondoor-
dringbaar bosch bekleed zijn, is het onmogelijk te bepalen of de
oude kraterbodem nog sporen van vulkanische werking in fuma-
rolen en heete modderpoelen vertoont; de eenige nog herkenbare
bewijzen van het vulkanisch karakter des bergs zijn twee warme
bronnen aan zijne zuidelijke helling. Midden over den Malabar
loopt de grens tusschen de districten Bandjaran en Tji Pedjeh
(of Peudjeh), waarvan het eerste tot de afdeeling Bandong, het
andere tot de afdeeling Tji Tjalengka behoort. De hoogste,
oostelijke top', door Metzger op 2318 meters bepaald, en niet
veel minder dan 1000 meters boven het diepst van den kraterbodem
stijgende, behoort tot Tji Pedjeh. In het belang van den
geographischen dienst zijn de bosschen geveld, die hem vroeger
bekleedden, en steeds worden, om het uitzicht naar alle zijden
vrij te houden, alle hoogere heesters en struiken door het kapmes
weggeruimd.
Yanuit Tji Parai, de hoofdplaats van het district Tji Pödjeh,
werd de berg in 1839 door Junghuhn aan de oostzijde bestegen.
Hij moest toen eenige mannen vooruitzenden om de rhinoceros-
paden op te sporen en verder den weg t,e banen door het kappen
van het struikgewas '). Thans wordt de berg gewoonlijk van-
uit Pengalengan beklommen, omdat de beide aan de hellingen van
') Uitstapje naar de bosschen van de geborgten Malabar, "Wayang en Tilu
op Java (overdruk uit het Tijdschr. v. Hat. Gesoh. en Phys , D. VIII).
bl. 18 v.
den Malabar gelegen kinaplantsoenen, Tji Niroean en Tji Berem
(Beurem), door goede wegen met die plaats verbonden zijn. De
kina-aanplanting van Tji Berem, in 1877 324,000 planten be-
vattende, ligt verder oostwaarts aan dé helling van den Malabar,
op eene hoogte van 1560 meters ; wij volgen het breede en
gemakkelijke, de steilere deelea in bevallige kronkelingen om-
slingerende p ad , dat van den zuidwestelijken voet naar de kina-
aanplanting van Tji Niroean voert. In 1855 door Junghuhn aan-
gelegd, is zij de oudste in deze streken, en bevatte in 1877
394,000 kinaplanten, deels in den vollen grond, deels nog in
kweekerijen verzorgd. Het établissement ligt op eene hoogte van
1566 meters, maar vele der tot Tji Niroean behoorende tuinen
zijn tot op veel grooter hoogte verspreid. In verband daarmede zijn
de wouden, die oorspronkelijk, over den ganschen Malabar een
onafgebroken groen kleed spreidden, thans door tal van voetpaden
doorsneden, waardoor deze berg, zoo rijk in wonderen van de
plantenwereld, zieh ook door de ongewone toegankelijkheid dier
schatten voor botanische wandelingen bijzonder aanbeveelt. Is
men de kinatuinen voorbij, dan worden de paden steiler en
smaller, maar toch kan men zonder gevaar, zelfs te paard, tot
den hoogsten, zuidoostelijken top opstijgen.
Is men daar eenmaal aangekomen, dan geniet men bij helder
weder een vergezicht, dat zelfs op Java schaars zijne wedergade
heeft. Het schoone plateau van Pengalengan ligt aan onze voe-
ten, met het gansche traliewerk van bergen en bergketenen die
het ten oosten en westen insluiten. Oostwaarts zien wij, over de
bergreeks van den Wajang heen, in het boschnjke hoogdal
waarin de Tji Taroem hären oorsprong neemt, en waaraan ik
elders in dit werk *) voorstelde ter onderscheiding den naam
van Plateau van Tegal Badoeng te geven. Aan de andere zijde
van dit plateau, ver in het zuidoosten, zien wij een dampzuil
uit den helder zwavelgeel gekleurden krater van den Pepandajan
ömhoog dwarrelen. Yandaar noordwaarts op kan ons oog de
gansche keten volgen die den Pepandajan met den Kakoetak
‘) D. I , bl. 80. m.