
Naast den hoogsten top, den Goenong Gadjah, vertoont zieh de
eigenlijke Goenong Salak ten westen, en de Goenong Tji Apoes
ten oosten; werkelijk zijn zjj de drie hoogste punten van een
bergnok, die niets anders dan de oude kraterrand des vulkaans
is. De krater is noordwaarts verlengd in een diepe kloof, die aan het
daarin samengeloopen water een uitweg versehaft door de beek
Tji Apoes, die zieh braisend en schuimend met koene sprongen
over de rotsblokken een weg baant naar de vlakte, door welke
zij zieh voörtkronkelt tot zij zieh dicht bij Tjampea met de Tji
Dani vereenigt. Rijstvelden en koffietuinen bedekken de lagere
hellingen des bergs tot eene hoogte van 2000 ä 3000 voet,
terwijl de weligste vegetatie van palmen en ander trotsch geboomte
vandaar tot aan zijne hoogBte toppen opstijgt. Links van den
Salak ziet men op grooteren afstand den slanken regelmatigen
kegel van den Pangerango ‘) zijn kruin omhoog heffen. Hij is
de hoogste top van het omvangrijke stelsel van den Ged6, welke
naam in engeren zin gedragen wordt door de weinig minder hooge,
kale rotswanden van den gedurig lichte rookwolken omhoog zenden-
den krater, die daar achter voor onze verrukte blikken opdoemen.
Buitenzorg onderscheidt zieh door een frisch en gezond klimaat,
wat minder nog aan de hoogte zijner ligging — deze verheft zieh
slechts 265 meters' boven het zeevlak — dan aan de hier schier
dagelijks voorkomende regenvlagen en onweders is toe te schrijven.
Als afdeelings-hoofdplaats is het de zetel van een assistent-resident
en van een landraad. De Chineezen, die er onder een kapitein
en twee luitenants staan, hebben er längs den weg naar denMe-
gamendoeng een uitgestrekt en bijzonder net karnp; de Europe-
anen vele fraaie huizen, een kerkje dat zoowel voor den room-
schen als den protestantschen eerdienst wordt gebruikt, een school,
een welingerichte kazerne en twee goede logementen; de inlanders
een moskee, een school en een druk bezochte markt. Wat echter
te Buitenzorg vooral onze aandacht verdient, is het park met het
’) Dat de hoogste top van den Pangerango den naam van Mandala “Wangi
zou dragen, zooals ik D. I. 74, op gezag van Junghuhn mededeelde, schijnt
eene dwaling van dien schrijver te zijn, vraarover ik breeder gesproken heb
in het Tijdschrift van het Aardr. Gen. D. I I I , bl. 269.
paleis dat de gewone verblijfplaats is van den Gouverneur-
Generaal, en waarmede ook de wereldberoemde botanische tuin
e&i geheel uitmaakt. Het park vormt een zeer onregelmatigen,
zieh van het noorden naar het zuiden uitstrekkenden rechthoek,
die links van den postweg tot aan de Tji Liwong reikt. Be-
halve aan de oostzijde, waar het door de rivier bepaald wordt,
is het door eene levende haag omgeven, met drie ingangen: een
aan de west-, een aan de noord- en 6en aan de zuidzijde. De
noordehjke helft wordt door het paleis en het park, de zuidelijke
door den botanischen tuin ingenomen. Het terrein is grootendeels
vlak, met een zachte helling naar het oosten; het wordt door
onderscheiden beken, die den aanleg van vijvers gemakkelijk
maakten, zij wegen en voetpaden doorsneden, en is, met uitzon-
dering van een klein gedeelte in de onmiddellijke nabijheid van
het paleis, op de meest liberale wijze voor het publiek geopend.
Het paleis zelf vemjst tegenover den noordelijken of hoofd-
ingang, waarvan het gescheiden is door een uitgestrekte gras-
vlakte, aan de beide zijden door hoogstammig geboomte inge-
sloten, en waaraan eene talrijke kudde volkomen tamme Javaansche
herten leven en beweging schenkt. In het midden van dit grasperk
ligt een Sroote ovale vijver en daarachter rust de blik op het paleis
zelf, dat uit eene uitgestrekte aaneenschakeling van gebouwen
bestaat, waarvan de breedte in geene goede verhouding tot de
hoogte staat, daar men ook hier het aanbrengen van verdiepingen
heeft vermeden. Het oude paleis, waarop wel eene verdieping
gebouwd was, werd den lOden October 1834 door eene aardbeving
vermeid, en men heeft bij den wederopbouw, om eene dergelijke
ramp zooveel mogelijk te voorkomen, voor het gemis van hoogte
vergoeding moeten zoeken in de breedte der vleugels. Toch maakt
het geheel een grootschen indruk. Met een breeden trap van 17
marineren treden stjjgt men op naar het hoofdgebouw, waarvan
de kroonlijst door Jonische zuilen wordt gedragen, terwijl daarachter
een met een koepel gedekt torentje verrijst, waarvan, als
de Gouverneur aanwezig is, steeds de Nederlandsche vlag waait i).
‘XI“ de Rumphia van Blume is het oude paleis afgebeeld op plaat 155
het meuwe op p aat 171. In de „Vues de Java“ van den heer van Braam
vmdt men met aUeen de vdör-, maar ook de achter- of parkzijde afgebeeld.