
sporen van vulkanische inwerking, die het in groot aantal, hier
in minerale bronnen, ginds in aardoliewellen, elders in mofetten
of stikgrötten, vertoont.
Van de minerale bronnen ligt de meest bekende, 1£ paal west
van Palimanang en ^ paal zuid van den postweg, aan de noord-
oostelijke helling van het kalkgebergte, op een hoogte van
omstreeks 150 voet boven de zee. Uit talrijke openingen weit
stoomend water naar boven, dat eenigermate naar waterstofgas
riekt, onaangenaam zoutachtig smaakt, en een temperatuur heeft
van 63.3° Cels. Dit water zet verbazende hoeveelheden kalkspaath
en kalktuf af, en door het bezinksel dezer stoffen zijn van de
bovenste bronwel af, over een omtrek van meer dan honderd
voet doorsnede, als het wäre een reeks van trappen gevormd,
op de wijze waarop, in den winter van kouder klimaat, in
den omtrek van bronnen trapsgewijs en kringvormig afdalende
terrassen uit ijslagen gevormd worden. Het water, over die
trappen heenstroomend, vereenigt zieh ten laatste tot een beek,
die op 300 voeten afstands van de bron nog een temperatuur
van 51.7° Cels. behoudt. Alle voorwerpen die in het water
geworpen worden, zijn in weinige oogenblikken met een harde
witte korst overtogen. Koolzure kalk in de meest verschillende
vormen, zwavel en fraaie kalkspaathkristallen liggen overvloedig
op den bodem verspreid. De geheele piek is vrij van geboomte
en trekt reeds op een afstand het oog, vooral door de geelachtig
witte kleur der bronwel, die in het zonlicht schittert met verblindenden
glans
Een weinig dichter bij den voet des bergs, maar op een wat
hoogeren rüg, is een piek waar, in eenige holten in de aardkorst
die den kalkbodem bedekt, aardolie uit den grond sjjpelt, De
hoeveelheid die hier door de inlanders wordt verzameld, is echter
gering en wordt slechts op ongeveer een pikol in het jaar begroot2).
Nog een weinig hooger, omstreeks 200 voet boven het zeevlak,
*{ Junghuhn, Java, II. 1342 v. en Reise, 242; Maier in N. T. v. H. I , V.
266,481; v. Sevenhoven in T. v. ÜT. I., I. 1. 224; v. Hoevell, Reis, I. 81.
5) Junghuhn, Java, II. 162 en 1298; de Greve in T. v. Nijv. en Landl), in
N. I. XI. 338.
vinden wjj in een rotswand van ongeveer 100 voet hoogte den
ingang tot eene stikgrot, die bij de inlanders onder den naam
van Goeha djagalan of padjagalan, d. i. slachthol ‘), bekend is.
De opening der grot ligt onder een voorwaarts springend gewelf,
en in het rotsdak zijn twee breede, lijnrecht naar beneden loopende
spleten, waardoor het daglicht in de grot doordringt. Worteis
van zwaar geboomte slingeren zieh zoowel door deze spleten als
längs den rotswand benedenwaarts. Het schijnt dat aan de grot
een zekere heiligheid wordt toegekend; zij is althans met een
deur gesloten en wordt door priesters bewaakt. Het koolzuurgas
dat de grot vervult, maakt dat men het er slechts weinigo
oogenblikken in kan uithouden, waarom den bezoeker een touw
om het lijf wordt gebonden, ten einde hem, als hij bedwelmd raakt,
onmiddellijk terug te trekken. Doorgaans wordt ook een proef
met een kip genomen, die, na eenige sekonden in de grot te
hebben doorgebracht, stuiptrekkingen krijgt en schijndood wordt
teruggetrokken, maar na eenigen tijd weder bijkomt. Op nog
eene andere vertooning van vermakelijker aard wordt de reizi-
ger onthaald, als de bewakers met een stok op de groote, van
binnen geheel holle stalaktieten slaan, die vöör den ingang
van het hoi afhangen. Op dit geluid volgt onmiddellijk een sterk
geritsel in het loof der omstaande boomen, en een groot aantal
half getemde grijze apen J), ouden en jongen, springen van
tak tot tak naar beneden, en naderen zonder eenigen schroom
om den maaltijd te genieten, uit rijst en pisang bestaande, die
hun aan den ingang der grot in korfjes wordt aangeboden 3).
Een ander niet minder merkwaardig vulkanisch verschijn-
sel wordt in hetzelfde gebergte op grooteren afstand van Palimanang
gevonden. Wanneer men een dwarsweg die zuidwaarts vandaar
naar Babas voert en den postweg met den boven beschreven
weg van Ploembon naar Radja Galoe verbindt, vier palen ver is ge-
volgd, komt men aan eene smalle, bij na twee palen lange vallei,
') Yan het Jav. en Soend. djagal. Junghuhn verminkt den naam tot galang,
■wat niets beteekent. Zie de Holländer, Ld. en Yk. I. 236.
s) Macacus Cynomolgus. Zie D. I. 258.
3) Junghuhn Java, II. 1300; Reise. 243.