
onbruikbaar gemaakt; het water werd ondrinkbaar en de visschen,
bedwelmd door den schok, lieten zieh bij honderden met de
handen grijpen; de geulen eindelijk aan weerszijden van de
bank die voor den mond der Tji Liwong lag, werden zoozeer
opgevuld met modder, dat slechts met het hoogste water nog
een geladen vaartuig kon binnen komen en zij bij laag water
zelfs voor gewone scheepssloepen niet langer bruikbaar waren ’).
Deze noodlottige gebeurtenis was het keerpunt in den toestand van
Batavia uit hygienisch oogpunt. Zeker had het ook voor dien
tijd niet geheel aan klachten over de ongezondheid dier stad
ontbroken 2); maar na dien tijd worden zij menigvuldiger, aan-
houdender, ernstiger, en leest men van ontzettende sterftecijfers 3) ,
die ons echter wegens het vage der opgaven en onze onbekendheid
met het juiste bedrag der bevolking, geen gegrond oordeel over de
sterfteverhouding toelaten.
Twee gedeelten der bevolking hebben ongetwijfeld bijzonder
tot die ongunstige sterfteverhouding bijgedragen: de Chineezen
en de verpleegden in het Hospitaal. Terwijl de Europeesche
wijken althans ruim gebouwd, de huizen inwendig vrij goed
ingericht waren, en de inlanders zieh in den omtrek der stad
in hunne kampongs verspreidden, was vooral het sedert 1740
opgekomen Chineesche kamp door zijne kleine bekrompen huizen,
nauwe en bochtige straten, smalle en drabbige slooten en gebrek
aan zindelijkheid, aan de koortsen en dysenterien blootgesteld,
die de bevolking van Batavia teisterden. In het Hospitaal werden
voornamelijk de militairen verpleegd, die in dienst der Compagnie
waren krank geworden, — grootendeels een samenraapsel
uit het schuim aller natien, voor wier ondermijnde krachten
een ernstige ziekteaanval, bij hoogst gebrekkige verpleging,
doorgaans noodlottig had moeten zjjn, zelfs al wäre Batavia niet de
laatste plaats op Java geweest die men voor de vestiging van
een groot hospitaal had moeten kiezen.
*) A. Bogaerts, Historische reizen, B. % hl. 171 v.
2) Zie b. v. Bontius t. a. p.
3) Baffles I I , App. A; Yerh. v. h. Bat. Gen. I I , Berichten 60; Bleeker,
T. v. H. I. Y. 2. 291, noot 2 ; Stavorinus Voyages (vert. door 'Wilcocke), JII. 409.
Daar de mond der Tji Liwong tevens Batavia tot haven
diende, hangt de geschiedenis der havenwerken ten nauwste
samen met die der aanslibbing aan de uitmonding der rivier;
Terwijl men hare verslijking op gebrekkige wijze door uitbag-
gering trachtte tegen te gaan, was men te gelijker tijd genood-
zaakt de eigenlijke haven door den aanleg van sterke steenen
hoofden, die een eind ver in zee werden uitgebouwd, voor de
prauwvaart open te houden. De toenemende aanslibbing, die
Batavia verder en verder van het strand verwijderde, maakte
het noodig die hoofden telkens te verlengen, en zoo ontstond
het Havenkanaal, dat nog den toegang van de reede naar de
stad baant. De ingang van dit kanaal werd vroeger beschermd
door het aan de Westzijde gebouwde Waterkasteel; maar de
aardheuvel waarop het stond en waarop zieh nog slechts een uit-
kijk en een bureau in verband staande met de heffing der rechten
bevinden, is thans reeds op vrij aanmerkelijken afstand van het
strand gelegen. Daar de verlenging der havenhoofden geen afdoende
hulp bood, heeft men later een anderen wegingeslagen, en het met
vaste deelen bezwangerde rivierwater, waar het buiten de stad
treedt, door een steenen dam van het havenkanaal afgesloten.
Sedert ontlast zieh de rivier deels door de Ooster-uitwatering of
Moeara Heemraden, deels door een nieuwen of althans in nieuwer
tijd weer geopenden mond, een paar honderd roeden ten westen van
het kanaal, die Wester-uitwatering of Moeara Baroe genoemd wordt.
Maar in weerwil dezer belangrijke werken; in weerwil der in
1823 door den Gouverneur Generaal van der Capellen aanvan-
kelijk voor zes jaren verordende, later bestendigde en tot andere
havens uitgestrekte heffing van een additioneel recht van 5 pCt.
op de inkomende en uitgaande rechten te Batavia, bestemd om
een fonds te vormen waaruit de kosten van het onderhoud en de
verbetering der havenwerken en kustverlichting zouden bestreden
worden '); in weerwil van den in 1838 uit Nederland ontboden
moddermolen, waarmede men het kanaal op toereikende diepte
trachtte te houden; in weerwil van langdurige overwegingen,
) Zie over de geschiedenis dier belasting v. d. Wijck, du Bus, 250.