
door een heuvelachtig terrein op eenigen afatand van den linkeroever
der Kali Kening, den voornaamsten zjjtak van de Solo-rivier in
Rembang '). Na 12i palen bereikthg Djoedjoegan , gelegen aan de
Kali Nglirip, een paar palen boven het punt waar zij zieh met de
Kali Kening vereenigt. Yan dat punt gaat een voetpad, 24i paal lang,
deels längs en over de Nglirip, naar Toeban; het brengt ons weldra op
een piek waar ons een der heerlijkste natuurtooneelen wacht die
Java te aanschouwen geeft. Bruisend en gedeeltelijk in millioenen
droppels uiteenspattend, stört zieh de beek met donderend geweld
in een afgrond van meer dan tachtig voet diepte. In den regen-
tijd is de zware stroom, die als eene enkele massa längs den
rotswand daalt, bruin gekleurd door de aarddeelen die hij uit
de hooger gelegen heuvelen medevoert; bg lager waterstand
vertoont zieh een drievoudige, zilverwitte straal, hier en daar
in zijn val door vooruitspringende rotsblokken zoodanig ge-
broken, dat zieh tal van kleinere waterstralen vormen, in wier
vlokkig schuim het zonlicht een nooit rustend kleurenspel toovert.
De steil afdalende rotswanden zijn hier met ontelbare reuzen-
varens en met de lange pluimen van vroolijk wuivende grassoorten
getooid, terwijl zij ginds, naakt en kaal, een somberen achter-
grond vormen, waartegen het schuimende, sneeuwwitte water
en de maische festoenen van groen bekoorlijk afsteken. Vervolgt
de reiziger zijn pad sleohts weinige schreden verder, dan biedt
dit hem een tooneel dat met het beschrevene een treffend contrast
vormt. Tusschen groene oevers zachtkens voortschietende, ver-
breedt zieh het beekje tot een kom, waarin zieh de knoestige
stammen, de breede met woekerplanten bedekte en met lianen
omstrikte takken en de donkere kruinen van trotsche woudreuzen
spiegelen, en biedt het längs zij ne schaduwrijke boorden den
wandelaar een verkwikkende rustplaats aan. Maar wij mögen
hier onze wandeling nog niet staken; wij moeten ze minstens
nog een drietal palen voortzetten tot aan de desa Goewä teroes,
waar ons een geheel verschillend, maar niet minder aangrijpend
natuurtooneel wacht. Twee kale, loodrechte wanden verhelfen
zieh d a a r, over de lengte van een kwart paa l, aan beide
') Zie D. I, bl. 97.
zij den van het op den bodem der kloof zieh voortslingerende
pad, tot eene hoogte van tachtig voet. Somber en donker vertoont
zieh de kloof, die zoo eng is dat van het blauwe lucht-
mim slechts een smalle strook kan gezien worden, en zoo stil
en doodsch, dat men zijn adem zou kunnen hooren, indien men
er niet door het hoefgetrappel zijner paarden in verhinderd werd *).
Yan Djoedjoegan over de oude districtshoofdplaats Singahan naar
Ngawoen zijn nog 5 \ , van daar tot Bodjo Negoro, de hoofdplaats van
het zuidoostelijk regentschap, nog 10i palen af te leggen. Daar
echter deze wegen geene bijzondere merkwaardigheden schijnen
op te leveren, zullen wij hier den tocht in deze richting staken
en tot den strandweg terugkeeren, om later Bodjo Negoro vanuit
Toeban via R e n g e lte bezoeken.
Yijf palen voorbij Boeloe bereiken wij Bantjar. Het was vroeger
meer dan thans door zijne scheepstimmerwerven bekend, terwijl ook
de kleine redoute, die met het oog op deze de haven dekte, niet
meer onderhouden wordt. Alleen visscherij en inlandsche handel
geven nog eenig gewicht aan de tamelijk volkrijke plaats.
Yan Bantjar tot Djenoe, de hoofdplaats van het volgend district,
loopt de weg grootendeels over droog, ligt golvend te rre in ,me t
spaarzame, schrale vegetatie, terwijl de bodem op vele plaatsen
met onregelmatige kalkblokken van allerlei gröotte bezaaid is.
Over den afstand van 18 palen die de genoemde plaatsen van een
acheidt, worden geene dorpen van eenige beteekenis längs den
weg aangetroffen, en ook van Djenoe zelf is niets bijzonders te
melden. Daarentegen zijn eenige punten in den omtrek een bezoek
overwaardig, en daar ook de strandweg van Djenoe naar Toeban
niets aanbiedt dat onze aandacht vordert, zullen wij de gelegenheid
zoeken om längs binnenwegen eerst de belangrijkste punten in
het district Djenoe en daarna Toeban te bereiken.
') Te Meohelen in T. v. T. L. en Vk. v. N. I . , XXV. 173, 174. Zie
ook y. Hoevell, Reis, I. 147; Buddingh, N. O. I., I. 278. De afbeelding van
den waterval in het bekende plaatwerk „Java, naar scliilderijen en teekeningen
van A. Salm,“ is, volgens het oordeel van den heer Te Mechelen, zeer ge«
brekkig; daarentegen worden twee photographien van den heer H. Yeen,
die den waterval van twee verschillende punten teruggeven, zeer door hem
geprezen.