
er niets van: te Cadix had men nooit zoo iets beproefd; maar
de heer de Seriere liet zieh niet daardoor afschrikken.
De nopalplanten maakten nieuwe uitspruitsels en een der twee
overgebleven insecten begon te baren. De Commissaris-Generaal,
die in alles wat den landbouw betrof het levendigste belang stelde,
kwam zelf de proefneming bijwonen. Met een loup gewapend ge-
lukte het den heer de Seriere al aanstonds met zijn veertje twee
insecten over te planten op een welig uitspruitsel, waaraan zij
zieh dadelijk vasthechtten. Voortgaande had hij het geluk tien
uitspruitsels te bevolken, waarna de Commissaris-Generaal zieh
verwijderde. Maar een aanwezig beambte, die de toedracht der
zaak nauwkeurig wilde gadeslaan, raakte, toen hij met het ver-
grootglas in de hand zieh over de plant had heengebogen waaraan
het eenige nog gaaf overgeblevene volwassen insect gehecht was, die,
bij het opheffen van het hoofd, zoo krachtig aan met de klep der
muts waarmede hij gedekt was, dat hij het insect van de plant
sloeg. Hij bestierf het haast van schrik; maar gelukkig waren
de jongen der moeder die het eerst gebaard had, reeds in grooten
getale in veiligheid gebracht. Dien dag en den volgenden werden
een vijftig spruiten bevolkt en de cochenilleteelt was voor Java ver-
overd. Jammer dat men, nadatzij zieh over het eiland verbreid had,
niet ook heeft kunnen bewerken dat de Cochenille de aanvankelijk
zoo aanzienlijke handelswaarde op den duur behield. De cultuur is
langzamerhand weggekwijnd en er isnauwelijks iets meer van over').
In Mei 1832 werd het landbouw-etablissement te TjiLangkap
door eene vreeselijke ramp getroffen. De overdreven" ijver van
den Gouverneur-Generaal van den Bosch om de productie van
Java in körten tijd tot eene aanzienlijke hoogte op te voeren,
had aanleiding gegeven dat omstreeks 360 Chineezen door schoone
beloften waren overgehaald om de reis naar Java aan te nemen,
ten einde daar bij verschillende landbouwondernemingen alsvrije
arbeiders in dienst te treden. De arme Chineezen vonden zieh bij
hunne aankomst bedrogen: er was niets voor hunne ontvangst
voorbereid, geen enkele ondernemer was geneigd of gereed hen
zoo voetstoots in zijn dienst te nemen, in plaats van de 6 Spaan-
*) Vgl. D. I. 548.
sehe matten ’s maands die hun waren toegezegd, ontvingen zij
vier gulden koper, en daar men geen anderen raad met hen wist,
werden zij met en nevens de tot dwangarbeid veroordeelde Javanen
in het établissement te Tji Langkap in dienst gesteld. De onte-
vredenheid die natuurlijk door hunne teleurstelling gewekt was,
werd nog vermeerderd door de strenge tucht waaraan zij hier
onderworpen werden. Eensklaps brak onder hen een hevig oproer
uit: zij ontsloten de gevangenisdeuren voor de dwangarbeiders,
plunderden en verbrandden zoowel de gebouwen van het établissement
als het residentiehuis te Poerwakarta, en vermeiden aanzienlijke
hoeveelheden takak, zijde en leder, en vele kostbare
papieren, waaronder al de bescheiden die de resident de Seriere
voor een statistieke beschrijving van Java verzameld had, en al
de aanteekeningen van den heer Macklot, lid derNatuurkundige
Commissie, die zelf, met onderscheidene andere Europeanen en
Inlanders, bij de poging om de woedende muiters te keer te gaan,
den dood vond. De opstand, zonder eenig plan in arren moede
aangevangen, werd met ruwe hand onderdrukt; meer dan de
helft der Chineezen werden doodgeschoten, opgehangen of op
andere wijze om het leven gebracht, en zoo groot was de schrik,
dat zelfs een tiental Chineezen, die te Wanajasa bij de thee-
cultuur werkzaam en zeker aan den opstand volkomen onschul-
dig waren, de slachtoffers werden van den argwaan die door
hunne zoo natuurlijke ongerustheid werd opgewekt ’).
Het Krawangsche landbouw-établissement heeft zieh niet weder
van dezen slag hersteld en is bij besluit van 14 Maart 1835
ingetrokken. De gronden zijn toen aan een particulier ondernemer
verhuurd; alleen behield zieh het Gouvernement de vrije
beschikking voor over den nopaltuin en zoodanig gedeelte gronds
als tot uitbreiding daarvan noodig mocht zijn 2). Deze uitzonderiug
is waarschijnlijk de reden dat men ook later het Krawangsche
landbouw-établissement wel eens als nog aanwezig vermeld vindt3).
') Zie het rapport van Mr. J. H. Tobias over dezen opstand in Bijl. XVII
van de Seriere, Hjjne loopbaan in Indië. Vgl. ook van Deventers Bijdragen,
II. 340, 474 w ., ßoorda van Eysinga, Ld. en Vk. I I I , 2. 406.
:) De Seriere, Mijne loopbaan. 30 en Bijl. XX; van Deventer, Bijdr. II. 745.
3) B. v. van Deventer, Bjjdragen, III. 179.