
van nieuwe perceelen belangrjjk is uitgebreid l), en de reorga-
nisatie van het Preanger-stelsel aan de bevolking meer tijd liet
om haar eigen belangen te behartigen. De bekwame landheer,
beter dan iemand met de taal en het karakter der bevolking ver-
trouwd, ijverde, in vereeniging met zijn vriend, den verliebten,
hoofdpangoeloe van Limbangan 3), met onverdroten volharding
aan de bevordering van haar welzijn en mocht zieh den eernaam van
„de vriend der Soendaneezen“ verwerven. De vroeger woeste streken
in dezen omtrek zijn thans allen bebouwd, hetzij met inlandsche
landbouwgewassen, hetzij met vrij willigen koffieaanplant. Nieuwe
kampongs zijn ontataan, oude uitgebreid of verbeterd, en op de goed
onderhouden wegen ontmoet men thans de inlanders, waarvan vooral
het vrouwelijk deel zeer schamel placht gekleed te zijn s), in körte,
rood, paars of groen gekleurde badjoe’s, lachend en kakelend van
den veldarbeid terugkeerende. Maar dit is niet de eenige verande-
ring. Ook het bijgeloof heeft een schok gekregen. De hoofdpriester
van Limbangan heeft daartoe het voorbeeld gegeven doorzelf, in te-
genwoordigheid van een Europeaan, de woning van Nji Agem te
betreden en de poesaka’s te onderzoeken. Eenige hoofden hebben,
schoon aanvankelijk niet zonder schroom, dat voorbeeld gevolgd,
en de heiligheid van Tji Ela is allengs aanmerkelijk gedaald,
vooral echter sedert de koentjen, die ook als doekoen raad placht
te geven, zelve in eene gevaarlijke ziekte de hulp van den heer
Holle heeft ingeroepen *).
Niet anders is het gegaan met de heiligheid van Tji Boeroei,
de tweede der bedoelde kampongs. Zij. ligt verder zuidwaarts
dan Tji Ela, 12 palen van Garoet en 5 van Tji Gedoeg, op een
afgezonderde plaats, hoog op de helling van den Tji Korai. Zij
is grooter dan Tji Ela en telt een honderdtal huisgezinnen. Ook
hier staat in ’t midden van een omheind, steeds met zorgschoon-
gehouden erf, een klein huis op palen, dat onder de hoede van
een koentjen, met erfelijke waardigheid, gesteld is. Hier bestaan
') Kolon. Yersl. over 1878, Bijl. W W , bl. 8. Zie verder over Waspada
het „verslag betreffende de theeonderneming Waspada onder ult0 Juni 1861“ ,
in T. v. K. I., 1868, II. 139; Croockewit, t. a. p ., bl. 308.
2) Zie over hem D. I., bl. 445. s) Zie Dl. I. bl. 604.
4) Zie de reeds aangehaalde toelichtingen bij de kaart, bl. 170, 172, 175.
de poesaka’s alweder gedeeltelijk uit oude prullen, als een bril,
een tafelschel, een afgebroken drietand, maar anderdeels, gelukkig!
uit voorwerpen van groote waarde, nam. een verzameling van 13
oude handschriften, sommige in de Kawi-taal, andere in een
mengsel van Javaansch en Soendaasch vervat. Negen zjjn met
Kawi-quadraatletter geschreven op reepen nipah-blad, waarvan
iedere zijde vier regele bevat en die met een koord zijn aaneen-
geregen. Zij zijn nog geheel ongeschonden en de inkt is gitzwart
gebleven. Nauwkeurig passen zij, ieder afzonderljjk, in verlakte,
deels effen roodbruine, deels met zwartachtige bloemen en krullen
versierde doozen, die ieder weder in een eigen zakje gestoken
en, zorgvuldig in vele stukken grof katoen gewikkeld, in twee
gesloten doozen verdeeld en met deze in twee inlandsche valiezen
geplaatst en vastgesnoerd worden. Al deze handschriften zijn
vöör-Islamisch en handelen over Boeddhistische theologie en zede-
lee r, maar het verstand er van wordt door vele technische termen
bemoeilijkt. Yan de vier andere zijn ¿en op lontarblad en drie op
bamboestokjes gegriffeld in een kleiner of cursief Kawi-schrift. Het
handschritt op lontar-blad schijnt van soortgelijken inhoud als de
vorige, maar de bamboestokjes zijn vermoedelijk slechts voor horos-
kooptrekkerij bestemd geweest *). Het eerste is ook in een doos
besloten, terwijl van de laatste twee stellen in een kokertje, het
derde door eengevlochten ring worden bijeengehouden. Geen con-
servator van een museum kan angstvalliger voor zijne schatten
zorgen dan de inlander voor zijne kaboejoetans.
In de maand Moeharram wordt te Tji Boeroei, ter eere dezer
schatten, een feest gevierd. De geheele kampong met al hare
huizen en erven wordt schoon gemaakt, en de inwoners tooien
zieh met nieuwe kleederen. Alle in de Preanger verspreide Tji-
boeroejers keeren op dien dag naar hun geboorteplaats terug om
aan de feestviering deel te nemen. De geesten der voorvaderen,
die op den top van den Tji Korai wonen, en, zoo het schijnt,
ook die der oude, v6<5r-Mohammedaansche regenten vanTjeribon,
worden op dien dag door offermalen vereerd 2).
‘) Deze handsohriften zijn een deel der in Dl. I , bl. 443, vermelde.
2) Brumund in Yerhh. v. h. Bat. Gen. XXXIII. 96 vv.