
den kraton in hier en daar verspreide, deels vrij goede huizen. De
wijken der Chineezen en Europeanen liggen ten noorden van het
vorstenverblijf; in de Chineesche wijk zijn vele woningen van
steen gebouwd, maar zij zijn weinig aanzienlijk. Ook de Europeesche
wijk, die om een plein is gebouwd, bevat slechts eenvoudige
huizen; het fortje dat in 1747 door de Compagniedaarbij gesticht
werd, is sedert jaren niet meer bewapend. Aan dit plein lag
vroeger ook de woning van den Adsistent-resident, die in niets
boven de overige huizen uitmuntte; in later tijd schijnt een fraai huis
voor dien ambtenaar buiten de kota gebouwd te zijn '). Maar
de stad is groot en volkrijk en bevat een aantal inlandsche,
onder lommerrijke vruchtboomen verscholen kampongs, voorna-
melijk ten zuiden van den kraton gelegen 2).
Bangkalan ligt aan een riviertje,- dat naar de stad genoemd
wordt, met kleine prauwen ongeveer drie palen opwaarts bevaar-
haar is , 700 bouws sawah door zijn voeht besproeit en vrucht-
baar maakt, en zieh even beneden de stad ontlast in de bocht
die den ingang tot Straat Mädoera vormt. De monding vormt
eene kleine haven, waarin veel vertier i s ; want er wordt, inzonder-
heid met Jav a , een belangrijke handel gedreven. Te Bangkalan
wordt veel werk gemaakt van de teelt van vruchten; vooral naar
Soerabaja is de verzending van ooft aanzienlijk 3).
Een gewone uitstap voor de bezoekers van Bangkalan was
vroeger, toen het fort Erfprins nog bestond, een rit naar het
dorp Sambilangan, dat op den westelijksten uithoek van het
eiland aan den nauwen noordelijken ingang van Straat Ma-
doera is gelegen. Men werd dan vandaar in een kwartier roeiens
met een sloep naar het fort Erfprins overgebracht, dat wel een
bezoek verdiende. De weg naar Sambilangan is zes palen lang
’) Tan Gelder, Beschrijving van Java, IY. 31.
*) Bij Lauts, Handl. t. d. Aard. v. N. S., bl. 78, vind ik gewag gemaakt
van twee kolossale raksasa-beelden, die te Bangkalan aan den weg (welken
weg ?) staan, en in Plantinga’s 0. I., bl. 145, lees ik , dat in de nabijheid van
Bangkalan overblijfselen gevonden worden van „groote steenen'beeiden, ge-
denkstukken van den ouden Brahma-dienst.“ Klaarblijkelijk bedoelen beide
berichten hetzelfde; maar hoe komt het dat van de bovengemelde schrijvers, die
zelven Bangkalan gezien hebben, geen enkele die beeiden vermeldt?
3) Yan Gelder, t. a. p.; vgl. Bleeker, in Ind. Archief, bl.. 306.
en loopt dicht längs en bijna evenwijdig met het strand, dat
hier moerassig en met eene rijke rhizophoren-vegetatie bedekt
is. Sedert het fort gesiecht is heeft een tochtje naar Sambilangan
veel van zijne aantrekkelijkheid verloren; want het is die
plaats niet meer aan te zien, dat zij eenmaal de zetel der vorsten
van West-Madoera was ‘).
Belangwekkender is een uitstapje naar Arisbaja 2) en de vor-
stelijke begraafplaats Ajer mata. Arisbaja ligt bij Oedjong Wodong,
den noordwestelijken uithoek van het eiland, 10 palen ten
noorden van Bangkalan. De weg, die de richting van het Westerstrand
op geringen afstand volgt, leidt door eene matig bevolkte
en weinig sporen van welvaart toonende streek, ofschoon de
rijstbouw overal op sawah’s wordt gedreven. De vegetatie houdt
het midden tusschen die van het strand en van het vlakke bin-
nenland, en verändert naarmate van de moerassige of kalkachtige
gesteldheid van het terrein. Kokos- en arenpalmen, bamboe en
djarak van verschillende soorten, wisselen af met bidoeri, bi-
dara, kajoe oerip , soelasih (of toelasih) en gali-gali3). De haiverwegen
liggende desa Lantjing is bekend door twee reusachtige
waringins met menigte van bijstammen. Overigens wordt de weg
verlevendigd door de gezichten op zee, die zieh nu eens zeer
nabij, dan weder op grooteren afstand vertoont.
Arisbaja is eene in de geschiedenis van Madoera zeer bekende
plaats, zoowel omdat er de Islam het eerst gepredikt en de
eerste moskee gebouwd werd 4), als omdat er de eerste, juist
niet veel voor de toekomst belovende, aanrakingen met Neder-
landsche zeevaarders plaats hadden 6). Het was in die dagen
de zetel van een der vorstjes waaronder Madoera verdeeld was,
en bleef dit totdat Sultan Agoeng zijn gunsteling Frasenä, onder
den naam van Tjakra-ning-Rat, te Sampang als leenvorst
van geheel Madoera aanstelde e). Maar Arisbaja bleef ook toen
') Zie D. I I , bl. 470, 472, 524.
2) Over deze sohnjfwijze, in plaats van de gewone A r o s b a i a , zie D. I I ,
bl. 253.
3) Calotropis gigantea R. Br., Zizyphus jujuba, Larn., Euphorbia iiruxalliL.,
Crinium basilicum L., Dilivaria ilicifolia Juss. 4) D. I I , bl. 191, 253.
6) D. I I , bl. 279,-281. 6) D. I I , bl. 313 vv.