
den naam van „de Bescbermer“ verrees en, behalve aan het
garnizoen, aan het hier door de Compagnie aangestelde opperhoofd
en zijne onderhoorigen tot huisvesting strekte. Langzamerhand
nam de Europeesche bevolking zeer toe en ontstond er eene
uitgebreide Europeesche wijk en de plaats werd destijds voor
zeer gezond gehouden. Doch in 1805 ,werd Tjeribon door eene
vreeselijke ramp getroffen, ln het begin van dat jaar had eene
uitbarsting Van den Tjerimai plaats, die, even als eene vroegete
uitbarsting in 1772, door eene kwaadaardige pestziekte in de
lagere landen der residentie gevolgd werd *). Om te bepalen of
er eenig verband tusschen de uitbarsting en de ziekte bestaan
kan hebben, zou men met den aard der uitgeworpen stoffen
moeten bekend zijn: doch daaromtrent schijnt niets in der tijd
te zijn opgeteekends). Hoe het zij, het schijnt dat vooral de
hoofdstad vreeselijk door die ziekte geteisterd werd en dat het
grootste deel zoowel der Europeesche als der inlandsche bevolking
werd weggeraapt 3). Maar ofschoon die ziekte slechts van
tijdelijken aard was, heeft Tjeribon zijn voormaligen roem van
gezondheid nooit herkregen. Waarschijnlijk is die nooit geheel
verdiend geweest, maar alleen daaraan toe te schrijven, datonze
voorouders schier uitsluitend aan de stranden van Java gevestigd
waren en de gezondere bergstreken nauwelijks kenden. In de
läge, alluviale strandgewesten waarin ook Tjeribon ligt, is de
hitte dikwijls onuitstaanbaar en het verblijf alles behalve heilzaam
voor den Europeaan. Maar ook bijzondere oorzaken, die alleen
voor de stad en b. v. niet voor Tangkil gelden, werken tot de
ongezondheid van Tjeribon mede. In berichten voor omstreeks
40 jaren geschreven, kan men daarvan treurige tafereelen vinden.
De inlandsche woningen waren te dicht opeengepakt, te bedompt,
*) Horsfield in Verhh. v. h. Bat. Gen. VIII, on the mineralogy of JaYa.
42; y. Hoevell, Inwijdingsrede in de nieuwe kerk te Tjeribon. 8.
2) Junghuhn, Java, II. 169. Indien het juist is wat een ander bericht
meldt, dat de ziekte in Tjeribon reeds in 1804 heerschte (zie Küssendrager,
Java. 128; Roorda van Eysinga, Ld. en Vk. III. 2.449; Teenstra, Ned. Overz.
Bez. 148), zou het overbodig zijn een verband te zoeken.
3) Zie ook nog v. Sevenhoven in T. v. N. I., I. 254. Hij moet dezelfde
ziekte bedoelen, ofschoon hij ze jaren te vroeg stelt.
te weinig voor vrijen luchtstroom toegankelijk; de Chineesche
en vooral de Arabische wijk waren uiterst morsig; de modderbank
voor de stad besmette de lucht door hare verpestende
dampen, en op vele plaatsen was het er niet uit te houden door
den afschuwelijken stank *). Door de verbeteringen die Tjeribon
in de laatste jaren ondergaan heeft, is dit alles zeer ten goede
veranderd; maar een gezond verblijf zal nog niemand het dur-
ven noemen.
De Europeesche bevolking, die na de pest waarvan zoo even
sprake was, zoozeer was verloopen, dat Daendels in 1809 de
instandhouding der kerk, die een 40 ;i, 50 jaren vroeger midden
in het fort gebouwd was, en misschien voor de verdediging
daarvan bij een eventueelen aanval nadeelig werd geacht, overbodig
oordeelde en haar siechten liet, terwijl hij de steenen
tot puin gebruikte voor den aanleg van den grooten postweg Jj.
Het groote gewicht dat de residentie Tjeribon, door de me-
nigte producten die zij leverde, onder de werking van het
Cultuurstelsel verkreeg, is intusschen oorzaak geweest, dat zieh
ook ter hoofdplaats na 1830 allengs weder meer Europeanen
gevestigd hebben, en dit heeft weder ten gevolge gehad dat veel
voor verfraaiing, verlevendiging en luchtzuivering is gedaan. In
1841 telde er de Hervormde gemeente 145, de Roomsch-Katho-
lieke omstreeks 20 zielen. De behoefte aan eene kerk werd zoo
levendig gevoeld, dat de gemeente zelve daartoe eene aanzienlijke
som bijeenbracht, waartoe ook de Regent van Tjeribon eene
goede bijdrage leverde, terwijl de Mohammedaanschegeestelijken
eene groote hoeveelheid metselsteenen schonken. In 1842 was de
nieuwe k e rk , die tevens voor den Protestantschen en den Katho-
üeken eeredienst wordt gebruikt, in zooverre voltooid, dat er
den 27sten Nov. de eerste godsdäenstoefening kon gehouden worden
3). Het n e tte , schoon hoogst eenvoudige gebouwtje ligt aan
de aloen-aloen, op den hoek dien dit plein vormt met den daarop
uitkomenden grooten weg, längs welken de meeste woningen
l) Roorda v. Eysinga, Reiz, en Lotg, I. 221.
3) Van Hoevell, Inwijdingsrede. 8.
3) Van Hoevell, t. a. p. 14 v.