
bodem ruischte, zieh schuimend en klotsend naar beneden wentelt.
. WlJ bereiken nu spoedig Kedjadjar tot waar wij van Wänäsäbä
mt onzen tocht naar den Dieng voortzett’en. Wij staken dus hier
onzen tocht door een gebergte dat ongetwijfeld de aan merk-
waardigheden rijkste piek van geheel Java vormt en terecht in
dit opzicht onuitputtelijk is genoemd. Een groot deel diermerk-
waardigheden moest ik onaangeroerd laten; slechts de hoofdzaken
mocht ik in vluchtige omtrekken schetsen. Onvermogend is mjjne
pen — iedere bladzijde van dit werk getuigt het — om den
indruk dien de Javaansche natuur op het ontvankehjk gemoed
maakt, naar waarde weder te geven; maar waarschijnhjk ben
ik wel nergens verder beneden de waarde van mijn onder-
werp gebleven, als waar ik het waagde, in de weinige bladzij den
die ik te mijner beschikking had, de grootsche natuurwonderen
te schetsen die dit gebergte aan alle zijden aanbiedt.
DERDE HOOFDSTUK.
Samarang en Kadoe.
Op Pekalongan volgt aan Java’s Noordkust de residentie
Samarang, in hoog Javaansch, volgens eene meermalen voorko-
mende yerandering, Samawis geheeten '). Zij strekt zieh längs
de zee uit van de Kali Koetoe, de grensrivier tegen Pekalongan
tot aan de Kali Tangoei Angin, de grensrivier tegen Djapara. Onder
deze residentie door reikt zij nog omstreeks evenver oostwaarts
tot zij de grens van Rembang ontmoet. Hare gedaante doet aan
een vogel denken met een grooten Vierkanten kop, naar rechts
en links breed uitgespreide vleugels en een körten, erg geha-
venden staart. De kop ligt tegen Djapara aan en bestaat hoofd-
zakeljjk nit de noordehjke helft van het regentschap Demak;
>) Zoo heet ook Mataram in hoog Ja v . Malawis. Zie meer voorbeelden bij
xloorda, Ja v . Gramm. I . 104. f.
Kendal vormt den linker-, Grobogan den rechtervleugel, Salatiga
den door Soerakarta begrensden staart. Yan het lichaam maakt
het regentschap Samarang de aan Kendal grenzende westelijke,
het zuiderdeel van Demak de aan Grobogan grenzende oostelijke
helft uit. Tusschen den kop en linkervleugel beschrijft de Javazee
een bocht, beäntwoordende aan die tusschen kop en rechtervleugel
door een deel van Djapara gevormd. Tusschen den rechtervleugel,
en den staart schiet een westelijke uithoek van Madioen en
een deel van Soerakarta in , terwijl eindelijk de residentie
Kadoe de ruimte tusschen den linkervleugel en den staart
inneemt. Het, van eenige hoeken en spitsen afgezien, eivormige
landschap Kadoe grenst verder ten westen aan Bagelen, ten
zuiden aan Jogjakarta. Het is na Pekalongan de kleinste residentie
van Jav a , en bestaat uit slechts twee regentschappen:
Temanggoeng, dat de noordelijke, en Magelang, dat de zuidelijke
helft beslaat. De stand van het ovaal is schuin, zoodat de as vrij
nauwkeurig naar het noordwesten en zuidoosten gericht is. De zuid-
westzijde van Kadoe grenst geheel aan Bagelen, het zuidelijk einde
aan Jogjakarta; Soerakarta schuift zieh met een kleinen hoek
aan de zuidoostpunt tusschen Samarang en Jogjakarta in. Kadoe
vormt eene natuurlijke eenheid: het stroomgebied der boven-
P räg ä , en bestaat dus uit een enkele groote vallei met de daaruit op-
rijzende hellingen. Indien de naam, gelijk men beweert, d ie p -
l a n d beteekent ’), is hij zeker bijzonder gepast. Desniettemin
was het vroeger in een Soerakartasch en een Jogjakartasch
gedeelte gesplitst, die tot het tegenwoordige gewest vereenigd
zijn, nadat beide door de Javaansche vorsten bij het contract van
1811 aan Daendels waren afgestaan, en de werkelijke overgave in
het volgende jaar door Raffles was afgedwongen. Aanvankelijk met
Pekalongan vereenigd, werd Kadoe in 1817 door Commissarissen-
Generaal tot een afzonderlijke residentie verheven2). Daarentegen
was Samarang een oude bezitting der Compagnie, maar het is
') Roorda v. E ys., Ld. en Vk. I I I . I I I . 48. Ygl. h e t woord K e d o e n g ,
diepte in eene rivier.
2) Boven D. I I , bi. 566, 586; J a v a Annual Directory for 1816; Stbl. v.
N. I., 1817 n*. 1 8 , 1819 n°. 16.