
tafelsteen van trachiet. Daarvoor staat nog een stuk van een
ander beeldje, en alies te zamen is met een vierkant van kei-
steenen omlegd ’).
Yan beklimmingen van den Slamat is niet veel bekend, wat
eenigszins bevreemdend i s , daar hij zoowel van Tegal als van
Banjoemas uit, zoo het schijnt, zonder bijzondere moeite kan besiegen
worden. Wij zullen bij onze tochten door laatstgenoemde
residentie de op de oostelijke helling van den Slamat gelegen,
1200 meters hooge bergvlakte leeren kennen, waarop de desa
Priatin is gebouwd. Het is van dit punt dat de Slamat in 1847
door Junghubn en den assistent-resident v'an Tjelatjap Noordzielc
beklommen werd s); denzelfden weg volgde Jagor in 1858 3),
e n , nadat inmiddels op den top een geographisch signaal was
opgericht, ten bewijze dat ook de geographische dienst hier was
werkzaam geweest, de controleur Lange in 1875 4). Eene vroe-
gere bestijging door Junghuhn, in het gezelschap der heeren
Borst, secretaria van Tegal, Dr. Fritze en Dr. Holle, die in
Augustus 1838 plaats had, ging uit van Moga. De resident van
Tegal Yarkevisser had vooraf paden laten maken door het
openkappen van het woud , waarmede de berg tot op eene hoogte
van 2400 meters geheel bedekt is, en had, zoowel op een
hoogte van omstreeks 1200 meters, als op den top, voor de
reizigers hutten laten oprichten. Te paard vertrokken, togen
zij eerst in zuidwestwaartsche richting door een bamboerijke
streek, waarin zij verscheiden nieuw aangelegde dorpjes aantrof-
fen, en daarna tegen de noordelijke helling van den vulkaan
omhoog. Den nacht brachten zij door in de eerstvermelde hutten,
waar zij den volgenden morgen de paarden achterlieten, om
den tocht te voet voort te zetten. Beeds te één ure hadden
zij den top bereikt. Hier hadden de reizigers veel van den
scherpen oostenwind te lijden, zOodat zij een zeer kouden
1) Brumund, Yerhli. v. h. Bat. Öen. XXXIII. 140 v.
2) Junghuhn, Java, II. 195, 203. 3) Reiseskizzen, 206.
4) Nat T. v. R. I. XXXVIII. 22 Bestijgingen van den Slamat in 1812 of
1813 door den Engelschen resident en den heer van Winkelman en in 1823
door den resident Besier yermeldt. Kussendrager, Java. 158.
nacht doorbrachten, ofschoon de thermometer niet lager dan
5° C. viel. Bij het afstijgen vonden zij den volgenden morgen, te
8 ure, 1000 en meer meters beneden de kruin, nog rijp op in
de schaduw staande planten en struiken, waaruit zij opmaakten
dat de temperatuur op den top door de vulkanische dampen
minstens 5.5° C. was verzacht.
Terwijl de Slamat in zijne zuidelijke afhelling naar het bed
der Serajoe eene reeks van uitgestrekte terrassen vormt, daalt
hij aan de noordzijde gelijkmatig glooiend tot bij Moga af. Aan
de oostzijde merkt men, op eene hoogte van omstreeks 2400
meters, een vooruitstekende punt op, die een overblijfsel is van
een ouderen vorm van den vulkaan, toen zijne uitharstingen hem
nog niet tot zijne tegenwoordige hoogte hadden opgebouwd.
Op de hoogte van 2400 meters houdt de vegetatie op den
Slamat schier geheel op. Uit de fraaie boschjes van Vaccinium-
en Yiburnum-soorten die de .Tavaansche Alpenflora kenmerken, be-
treedt men hier het geheel kale gebied van den bovensten koe-
pel van den Slamat, waar geen grashalmpje meer groeit en
zwartachtig grauwe lavakorsten, grootendeels met zand en puin
overdekt, het eenige zijn wat zieh aan onze blikken vertoont.
Junghuhn meende hier de sporen te vinden van de uitbarsting van
1835, van welke hem echter alleen door de mededeelingen eeniger
Europeesche ingezetenen van Tegal iets bekend was; maar toen
in 1875 de heer Lange den hergtop heklom, vond hij er alles
in ongeveer denzelfden toestand als die door Junghuhn was
beschreven, ofschoon in 1860 eene nieuwe uitbarsting had plaats
gehad, waarbij in de afdeeling Pemalang een aschregen neder-
viel '):
De kruin van den Slamat is van geringen omvang en grootendeels
vlak, maar in het west-zuidwesten door een bijna cirkel-
vormigen krater doorboord. De grootste diameter van de kruin
loopt van het zuidwesten naar het noordoosten en bedraagt 600
meters, waarvan iets minder dan een derde op den krater komt.
Aan de zuidwest- en westzijde is de rand van den krater zeer smal,