
menvoeging en scheiding der meeste grootere en kleinere groe-
pen heeft een historischen grondslag. Bij Krawang wordt deze echter
geheel gemist. Geen ander gewest heeft zoovele willekeurige
veranderingen zijner grenzen aanschouwd, vereenigt in zieh zulke
aan elkander vreemde bestanddeelen. In het historisch gedeelte
van dit werk zijn de lotgevallen die het ondergaan heeft tot aan
de reorganisatie der residentiën door Commissarissen Generaal
beschreven !). Bij hun besluit van 20 Juli 1818 a) werd bepaald,
dat de benedenlanden van Krawang tusschen de Tji Taroem en
de Tji Manoek eene afzonderlijke residentie, residentie Krawang
genoemd, zouden vormen, maar dat de bovenlandsche districten
Gandasoeli, Tji Noesa 3) en Wanajasa deel van de Preanger
Regentsehappen zouden blijven uitmaken. Yolgens deze bepaling
bestond dus de residentie uit het tegenwoordige regentschap
Krawang, met uitzondering van het district Wanajasa, en uit
de uitgestrekte particulière landen van Tji Asem, Pamanoekan,
Kandang Auer en Indramajoe West, verkocht tijdens het En-
gelsche tusschenbestuur 4), en de geheele ruimte tusschen de
ri vieren Tji Lamàja 5) en Tji Manoek beslaande. Doch reeds in
') Dl. II ., bl. 336 v., 361, 373, 393—395, 413, 530 V., 595, 615.
*) Stbl. n» 53. _
3) Tji Noesa was destijds het noordelijk deel van het tegenwoordige district
Gandasoeli, regentschap Bandong. Zie de kaart van Baffles en vergelijk die
van van de Velde.
■>) Zie T. v. K. I., II. 116, 117.
s) gedert het eerste deel van dit werk in het licht verscheen, heeft de topographische
kaart van Krawang, in 1877 uitgegeven, ons eindelijk de ri-
vieren dezer residentie, waaromtrent ik bij de samenstelling van dat deel,
blijkens bl. 83 noot, zeer in het onzekere verkeerde, nauwkeuriger leeren kennen.
Ten opzichte der Tji Lamaja wordt daardoor de kaart in den Atlas van
K. I. schier geheel in het gelijk gesteld. Zij ontspringt op den Boerangrang,
doorsnijdt de geheele residentie van zuid tot noord en soheidt het land Tji
Asem van de districten Wanajasa, Sindang Kasih en Adiarsa. De noord-
westwaartsche ombuiging en gedeeltelijke ontlasting door de Tji Peraga op
de kaart van Junghuhn (door de Holländer Ld. en Vk. I. 262 gevolgd)heb-
ben geen plaats. De mondingen van Tji Peraga en Tji Lamaja lig:gen veel
verder oostwaarts dan bg Junghuhn, nagenoeg ter plaatse waar zij in den
Atlas van Hed. Indië zijn geteekend, en er bestaat tusschen de beide rivieren
volstrekt geen verbinding. Maar toch dwaalt de kaart van Junghuhn veel
van de waarheid af dan de door mij in Dl. I gevolgde kaarten van
van de Velde en le Clercq, die de uitwatering van de Tji Lamaja zelfs
ten westen van den hoek van Sedari plaatsen. De kaart in den Atlas van
1823 ontving Krawang eene geheel andere gedaante: Kandang
Hawor en Indramajoe West werden bij Tjeribon gevoegd, waar-
door ook deze residentie een aanhangsel van particulière landen
kreeg, en de Tji Séwoe, verder zuidwaarts de Kali Tjoepoe-
negara, de grens tusschen Krawang en Tjeribon werd ‘). Te ge-
lijker tijd ontving Krawang vergoeding voor hetgeen het verloor ,
door de toevoeging der zoogenaamde Tegalwaroesche landen
tusschen de Tji Taroem en de Tji Beët, die vroeger tot Buitenzorg
behoorden 2). In 1826 werd door den Commissaris-Generaal
du Bus, als bezuinigingsmaatregel, de geheele residentie Krawang
bij Buitenzorg gevoegd, in dier voege dat zij, onder den resident
van Buitenzorg, door een assistent-resident zou bestuurd
worden, bij wiens ressort nu ook het district Wanajasa weder gevoegd
werd 3). Maar nog in hetzelfde jaar ging de Commissaris-
Generaal verder en vereenigde zoowel Buitenzorg als Krawang
als assistent-residentiën met de residentie Batavia4). Die ver-
eeniging is echter kort van duur geweest. Door eene bepaling
in het besluit van 16 Augustus 1828, dat de assistent-resident
van Buitenzorg en Krawang, of zoodanige ambtenaren als later
onder eene andere benaming met het bestuur aldaar mochten belast
worden, rechtstreeks met den Gouverneur-Generaal en de Hoofden
Ned. Indië, ook op de kaart van Java van Semé gevolgd, zou vrij onberis-
pelijk zijn, indien maar die tamelijk groote, dooh namelooze rivier die ongeveer
in het midden tusschen den hoek van Sedari en den mond' der Tji Peraga
in zee valt, geheel was weggelaten. Zij schijnt uit de verkeerde teekening
van de Tji Lamaja op vroegere kaarten ontstaan te zijn. Op de topographische
kaart is niets daarvan te vinden.
*) Ook hier wordt de kaart in den Atlas van Ned. Indië, tegenover die
van Junghuhn, door de topographische kaart in ’t gelijk gesteld. Eerst zij
opgemerkt, dat men, in plaats van Tji Ponegara, volgens de topogr. kaart,
Kali Tjoepoenegara schrijven moet; vervolgens dat de Kali Tjoepoenegara
dezelfde is als de Tji Pamanoekan, die de oostelijke grens van Krawang
tegen de Preanger en Tjeribon vormt, tot zij zieh, op 6° 24' Z.B., nabij de
grens tusschen de districten Pagadèn en Pamanoekan, een weinig noordwest-
waarts wendt, om längs de hoofdplaats van het laatstgenoemde in zee te
stroomen; en eindelijk, dat de Kali Séwoe slechts een kustrivier is, die niet
met de Tjoepoenegara samenhangt en eerst van 6° 18' Z.B. af de grensrivier
wordt, om dit tot aan hären mond te blijven. Hiernaar is andermaal D. I , bl.
83, te verbeteren.
’) StaatBbl. 1823, n°. 42. Vgl. boven, bl. 95.
3) 8taatsbl. 1826, n*. 24 en 31. 4) Staatsbl. 1826, n°. 53.