
berichten melden omtrent de wocsthoid der streek waardoor een
groot deel van deze wegen lie p , en de geringheid der bevolking
in de districten Srengat en Blitar in het algemeen ‘), is op den
tegenwoordigen toestand niet meer. geheel toepasselijk. De ge-
noemde wegen loopen thans grootendeels door een aaneenscha-
keling van desa’s en sawah’s; de koffietuinen in de vlakte van
Kediri worden thans wel het meest in de districten Srengat,
Ngoenoet en Blitar aangetroffen, en de tabakscultuur op vrij willige
overeenkomsten met de bevolking heeft in de laatste jaren vooral
in deze streken eene groote vlucht genomen, ofschoon de bij-
zondere wisselvalligheid dezer cultuur daarbij dikwjjls zeer belemmerend
heeft gewerkt. Nogtans zijn er in deze districten
nog steeds uitgestrekte gronden die door herhaalde uitbarstingen
van den Keloet verwoest en voor alle cultuur ongeschikt zijn
gemaakt. De krater van den Keloet is met water gevuld, dat
zieh bij zijne uitbarstingen met het vulkanische zand vermengt
tot een dikke kokende brei, die, overal waar zij zieh verspreidt,
alle leven doodt. Het terrein door deze uitbarstingen geheel
onvruchtbaar gemaakt en in een zandzee verkeerd, wordt op een
uitgestrektheid van 80 a 100 Vierkante palm geschat. Beginnende
boven -aan den Keloet verdeelt het zieh, waar de helling minder
steil wordt, in twee armen, die als de tanden van een vorkde
oase omvatten, waarop de welvarende hoofddorpen Blitar en
Srengat gelegen zijn. De eene arm strekt zieh ten noorden van
deze plaatsen westwaarts u it, de andere, die eene breedte heeft
van drie palen, scheidt Blitar ten oosten van het district
Wlingi, dat tot het gebied van den Kawi moet gerekend worden a).
Srengat is een groot, onregelmatig dorp, waarvan niets bij-
zonders te vermelden is, dan dat aan zjjn noordoosteinde een kleine,
öngeveer een paal lange en een paar honderd voet hooge, met
boomen bedekte heuvelrij eene aangename afwisseling aan de wel
wat eentonige vlakte geeft. Blitar, eenraaal eene belangrijke
plaats, was, toen Kediri in ons bezit kwam, zeer onbeduidend
*) Rigg, t. a. p., bl. 202.
*) P. C. Huyser, iets over de adsistent-residentie Blitar, in T. v. H. I.
1874, I. 319.
geworden, maar is allengs tot nieuwe welvaart ontwaakt. Toen
Blitar nog onder de Javaansche vorsten stond, werd er het ge-
zag gevoerd door een hoofd met den titel van Pandji, die bij de oude
Javanen een hoogen militairen rang aanduidde. Aan dezen titel
ontleende het verblijf van dit hoofd den naam van Kapandjen.
De aloen-aloen met den dalam lag op eenigen afstand ten
oosten van het dorp Blitar, en Kapandjen werd nog lang als de
eigenljjke hoofdplaats van het regentschap beschouwd, te meer
daar ook aan den Nederlandschen controleur die plaats ten
verblijf was aangewezen ‘). Thans echter is Kapandjen met
Blitar samengesmolten en wordt zijn naam niet meer genoemd,
zoodat Blitar zelf de waardigheid van hoofdplaats van een regent-
sebap en (naar de tegenwoordige inrichting van het bestuur) van
een adsistent-residentsafdeeling bezit. Yoorts heeft deze plaats
een belangrijken pasar en in verband daarmede eene volkrijke Chi-
neesche kampong. De ontworpen spoorweg door Kediri, waarvan
Blitar het eindstation wordt, zal ongetwijfeld aan de welvaart
der plaats in hooge mate bevorderlijk zijn.
Onder de punten in den omtrek van Blitar die een bezoek
verdienen, vermeld ik in de eerste plaats de desa OapraDg, op
nauw drie palen afstands ten zuidoosten van het hoofddorp gelegen,
en beroemd door de oudheden die in de nabijheid in een
open schuur bewaard worden. De voornaamste zijn tweetegen-
over elkander geplaatste, zittende, mannelijke gestalten, geheel
naakt en in de onbetamelijkste houding, die juist de reden is
waarom Javaansche vrouwen die naar het bezit van kinderen
haken, hier hare geloften komen afleggen 2). Ook Kalipang, de
hoofdplaats van het district L o e d ä j ä , verdient hier met een woord
vermelding. Zij ligt mede ten zuidoosten van Blitar, maar op
grooteren afstand. De weg derwaarts snijdt de Brantas, die de
noordgrens van het district vormt, en is 8i paal lang, schoon de
rechte afstand wel een derde minder is. Het district Loedäjä,
*) Rigg, t. a. p., bl 238. #
■ h De kieschheid verbiedt mij, er meer van te zeggen. Men zie Rigg, t. a.
p. bl. 249, die stellig ontkent dat bet tweede beeid, zooaU, onder velen,
ook Poerwä Lelänä meent, eene vrouw moet voorstellen. Alleen de zware
beschadiging van het beeid geeft een schjjn van grond aan die meenmg.