
van Grobogan het haar noodige zout wint, kan men gemakkelijk
nagaan, dat het Gouvernements-zoutmonopolie in deze afdeeling
niet is te handhaven, te minder daar het ook niet in de Yorstenlanden
werkt en Sela tot Soerakarta behoort. De aanmaak van zout uit
deze modderwellen is dan ook aan de bevolking bij uitzondering
toegestaan, maar van dat zout wordt een oijns geheven, ten
bedrage van een vijfde zijner waarde, naar den laatsten plaat-
selijken marktprijs berekend. Dit zout mag echter alleen naar
Soerakarta worden uitgevoerd; uitvoer naar elders is 'op straffe
van boete, gevangenis en verbeurdverklaring verboden ').
E r ligt in het district Kradenan nog eene andere merkwaardige
piek, omstreeks 6 palen recht oostwaarts van Koewoe, zeer nabij
de grens van Blora. Ik bedoel de doekoeh Medang Kamoelan of
Mendang Kamoelan, die, naar de meening der Javanen, de plaats aan-
wijst waar de hoofdstad van het oude rijk van Mendang Kamoelan
was gelegen2). Hoe onwaarschijnlijk die meening ook zijn möge,
de bewoners van den omtrek twijfelen geenszins aan hare juist-
heid en verhalen van die streek allerlei wonderen. Vooral vervult
hen de voorstelling met vrees, dat deze piek bewaakt wordt door
een vervaarlijk grooten tijg er, afstammende uit den tijd toen de
kraton van Mendang Kamoelan nog stond, en wiens pooten door
ouderdom zoo krom staan, dat hij op zijne enkels moet loopen.
Tusschen twee boomen ligt hier een steen waarop offers aan de
geesten van dit oord gebracht worden. Doch afgescheiden van die
fantastische redenen voor belangstelling in deze piek, bestaan er-
ook meer wezenlijke. De naam Mendang Ramesan of Mendang
Paramesan möge soms als synoniem met dien van Mendang Kamoelan
aan de geheele piek gegeven worden 3), meer bijzonder wordt
daardoor, volgens de getuigenis der reizigers, een ten westen
>) Zie over deze verschijnselen Domis, Oosterling, II. 2. 45; Junghuhn.
Java I I 349 en 1176; vanHoevell, Reis, I- 121; Maier in ^ v T- v- • *
I. 127; vooral Bleeker, T. v. N. I. 1850. L 31. Over het Grobogansche
zout zie de Waal, Aantt. over Kol. Onderw. UI. 219, en Staatsbl. v. K. g
1876 n° 258
■) Zie Dl. II, bl. 89. De naam der daar vermelde desa Ngroeroet wordt
op de topographische kaart’Ngroenoet geschreven.
3) Roorda Jav. Handwdbk., bl. 7971>.
van die plaats liggend meertje aangewezen, dat een halven
paal in omtrek heeft en in welks midden het water schijnt
te koken en hoog opborrelt, omdat zieh daaruit, vooral in
den regefttijd, veel waterstofgas ontwikkelt, dat zieh boven het
water laat ontvlammen. Ofschoon de bodem in den omtrek droog
i s , verzekert men d a t, waar men er ook een spade in den grond
steekt, het water onmiddellijk naar boven springt. Dicht bij dat
meertje wijst men ook nog een 6 ä 7 voet diepen, door de natuur
gevormden put, Soemoer Oepas geheeten, die tien voet in doorsnede
heeft en steeds met water gevuld is, dat, hoe veel men er ook uit-
schept, altijd weder tot dezelfde hoogte stijgt ‘). De weg van Koewoe
naar Mendang Kamoelan voert bij afwisseling door sawah’s en
djati-bosschen en is een aangename toer om te paard af te leggen.
Van Koewoe rijden wij ruim een paal zuidwaarts tot Bandjar
Lor en komen daar op een bijna lijnrechten zijweg, die ons door
de vlakte aan den linker-oever der Loese, na een rit van 15£
paal, aan het punt brengt waar hij den weg snijdt die van Lemah
Abang aan de Rembangsche grens over Grobogan en Poerwädadi
zuidwaarts naar de grens van Soerakarta gaat. De afstand van
die grens bedraagt op dit punt nog 13 £ paal. Nog ruim vier palen
rijden wij voort in dezelfde westwaartsche richting, steken de
Serang over en bevinden ons weder in de vlakte van Manggar.
Omstreeks 14 palen ver rijden wij nu door deze schoone, geheel met
sawah’s bedekte vlakte, tot aan den post Glapan nabij de rivier
de Toentang, die hier de grens vormt tusschen de districten Manggar
en Singen Kidoel. Van Glapan hebben wij nog 5|- paal af te
leggen, längs een boogvormigen, de kronkelingen van de Toentang
’) Omtrent de juiste ligging van het meertje Mendang Ramesan kan ik
geen zekerheid verkrijgen. Wat in den tekst over de verwisseling der namen
Mendang Kamoelan en Mendang Ramesan gezegd is, noopt mij om het (even
als Junghuhn deed) in de onmiddellijke nabijheid van het dorpte zoeken; maar
de berichten van v. Hoe veil, Bleeker en Hasskarl komen slechts daarin overeen,
dat het ergens aan den weg tusschen Koewoe en Mendang Kamoelan ligt,
maar verschillen zoozeer omtrent den onderlingen afstand, dat geen overeen-
brenging mogelijk is. Yan het dorp Kasonggo, waarbij eene modderbron liggen
zou, die Junghuhn voor identisch houdt met het meertje Mendang Ramesan,
heb ik in het geheel geen spoor kunnen vinden. Zie overigens v. Hoevell,
Reis, 1 .123; Bleeker, X. v. K. I. 1850.1- 34; Junghuhn, Java II. 350 en 1182.
III. 33